De club die in rook opging. De jaren van voetbalclub DIB naast de Centrale Hemweg
Aan de Methaanweg in het Westelijk Havengebied was tot 2005 voetbalclub DIB gevestigd, voorheen Energia. Werknemers uit de kolencentrale waren er lid. Rinus Israël en Jan Jongbloed trainden er. In de nadagen stond het gras hoog, was de club van stroom afgesloten en woonde de terreinknecht er in een caravan.
Wie vandaag de dag op zoek gaat naar Sportpark Nieuwe Hemweg moet er een oud stratenboekje bij pakken. Het lichtgroen van ‘sportterrein’ springt eruit tussen verklaringen als ‘goederenspoor’, ‘industrieterrein’, ‘autosnelweg’, ‘bebouwing’ en cirkels die symbool staan voor tankerparken. Tot 2005 lagen hier aan de Methaanweg de velden en de kantine van V.V. DIB. Het decor: roestige vrachtschepen, Afrikanen die een bestelbus volstouwen met autobanden en Brinks waardetransport dat aan het testrijden is, een zware jeep er achteraan, waarin twee mannen met zwarte bivakmutsen. Hier leert een chauffeur niet alleen netjes inparkeren maar ook overvallers afpoeieren.
De Methaanweg liep dood. Naar de ingang van de voetbalclub was het zoeken. Verscholen achter een rij populieren en ligusterstruiken lagen de twee speelvelden en het clubgebouw met kleedkamers op de begane grond, de kantine erboven. De club lag in de slagschaduw van de Centrale Hemweg met zijn immense dampende pijp. In de nadagen was het gras lang, waren de krijtlijnen uitgegroeid en stonden de doelen er werkeloos bij. Mollen vonden er blindelings hun weg.
Manusje-van-alles
Rinus Marinus was van 1998 tot 1 juni 2005, de dag dat DIB werd opgeheven, het manusje-van-alles. Rinus – klein en stevig van stuk, grijze stoppelbaard, een stem als grof schuurpapier – leerde de club bij toeval kennen. “Het was een zaterdagochtend in oktober. Ik had in een oude tunnelbuis in de havens geslapen. Het was koud, ik had honger en dorst. Ik pakte mijn boeltje bij elkaar en ging op zoek naar een kop koffie.”
Die morgen loopt Rinus langs de Nieuwe Hemweg. De Westhavenweg ligt meer op de route naar het centrum, maar de zonnestralen lokken hem die kant op. Al wandelend kijkt hij met half dichtgeknepen ogen naar de pijp van de reusachtige energiefabriek. Hij snuift de geuren van de petroleumhaven op. Een scherpe geur die vermengd met de geur van cacao (“Zalig!”) als een dikke deken over het gebied ligt.
Op dat moment hoort hij gejuich. “Ik kende de weekeinden in de havens niet anders dan stil. Ja, op het geblaf van de herders van de politiehondenschool na en een enkel passerend brommertje van een visser op weg naar het Noordzeekanaal.” Het gejuich komt vanachter de bosschages. Rinus kijkt nog eens goed en ziet een wapperende roodwitte vlag, twee velden, hollende mannen, een handjevol publiek en een kantine. “Ik dacht: koffie!”
Hij raakt aan de praat met de man achter de bar. “Op het terrein bleek een caravan te koop te staan. Ik zocht een onderkomen voor de winter. De overeenkomst was snel gesloten. In ruil voor onderhoud aan het gebouw en de velden kon ik daar wonen.”
Rauwdouwers
De club was in 1922 in Amsterdam-Noord opgericht als Electra, later Energia voor medewerkers van het elektriciteitsbedrijf. De eerste locatie was naast de Centrale Noord aan de Papaverweg, later verhuisden ze naar het Mosplein en werden ze buren van De Volewijckers. Vanwege de bouw van Ziekenhuis Amsterdam-Noord moesten ze op zoek naar een nieuwe stek. In 1963 streken ze naast de Centrale Hemweg neer. Op 24 mei werd de locatie geopend. Het GEB-personeelsblad Vonk en Vlam meldde dat de club weer beschikte over twee velden en een fraai clubhuis. 32 jaar later ging daar het licht uit. Bedrijfsteams waren uit de tijd en Energia lag in dat verre havengebied. Er was een schuld van f 30.000,-, er waren nog slechts 26 leden. Een handjevol trouwe clubmensen zorgde voor een doorstart: in 1996 werd DIB (Door Inzet Beloond) opgericht.
Henk van Bakel van WV-HEDW 16 speelde medio 2000 tegen DIB. “DIB zou een club van rauwdouwers zijn. Ik kon me daar wel iets bij voorstellen. Weggestopt in de havens en dan speelden we ook nog tegen een ploeg van Engelsen, Ieren en Schotten. In een verder lege kantine zaten ze in een kring bij de bar. Ze deden in het geheel geen poging om contact te zoeken. Vóór de wedstrijd werden er bij ons in de kleedkamer nog flauwe grapjes gemaakt. Niemand gaf het toe, maar we zagen er behoorlijk tegen op.”
Toen Van Bakel naar huis fietste, was hij opgelucht. Zijn benen hadden het overleefd. Waren beschaafde spelers ooit bevreesd voor de clubs uit Noord, ze deden het nu in hun broek als ze naar DIB moesten. “Die jongens bleken niet zo goed en ze waren eerder laconiek dan agressief. Ik heb het er later met anderen nog wel eens over gehad om naar DIB te verhuizen. Die plek had iets. Het is er nooit van gekomen.”
Scheur
DIB haalde het 10-jarig jubileum niet. De vereniging trof hetzelfde lot als Energia: nauwelijks leden, geen geld, geen bestuur en koude douches. Daarbij aasde de centrale op de grond, om er biomassa op te slaan. Rinus: “De laatste wedstrijd werd in 2002 gespeeld. De laatste twee teams voetbalden bij een vereniging verderop. Er zat nog één jongen bij van het oude energiebedrijf. De overigen waren dakdekkers uit Engeland. Een vriendenploeg die op een avond in de kroeg besloot twee teams op te richten. Ze zochten een club en ja, DIB zocht leden.”
Het ooit fraaie clubgebouw stond inmiddels op instorten. In de kantine stonden overal emmers op het linoleum om de gestaag vallende regendruppels op te vangen. In de bestuurskamer was het plafond al naar beneden gekomen. Aan de kapstok in de hal hingen twee van Rinus’ overhemden, ruw ontdaan van een mouw. “Cadeautje van de jongens”, zegt hij bitter. “Op donderdagavond wilden ze nog wel eens langskomen. Om te trainen, zeiden ze. Als ik er niet was, klommen ze over het hek, braken in de kantine in en gingen hun meegebrachte bier opzuipen.”
In het trappenhuis was een raam ingegooid. In een van de kleedkamers zat een grote scheur. “Een gevolg van ondergrondse boorwerkzaamheden. Die klootzakken van de centrale waren van de route afgeweken waardoor ze onder het gebouw kwamen.” De scheur in de tegelwand kronkelde door in wanden, vloeren en plafond. Vanuit de douches keek je zo naar buiten.
Onverwarmd
In 1964 zaten in deze kleedkamers Rinus Israël, Jan Jongbloed, Daan Schrijvers en Frans Geurtsen. Spelers van eredivisionist, bijna-landskampioen en toenmalige buurman, DWS. Het Vrije Volk van 6 maart 1964 meldde dat de profs tijdelijk moesten uitwijken van het eigen trainingsveld. Een foto toonde geblokte mannen in wollen trainingspakken met de centrale op de achtergrond. DWS-voorzitter Henk Solleveld was de amateurclub dankbaar, maar had ook bezwaren. De selectie moest zich na een zware training onder het uitademen van ‘asemwolkjes’ in een onverwarmde kleedkamer omkleden. “En dat is allerminst prettig voor de spelers”, aldus de verslaggever.
Wie nu naar Methaanweg 6 zoekt, zoekt tevergeefs. Het adres bestaat niet meer. De kantine is gesloopt, de velden zijn verdwenen. Er staan nu geen spelers meer opgesteld maar zonnepanelen. En de pijp van ‘de wolkenfabriek’ is stilgevallen. Ook de kolentransportband die door het Westelijk Havengebied kronkelt, vervoert geen kolen meer. Die buis had veel weg van een ‘spelerstunnel’. Een noodtrap kwam uit op de velden, alsof de mannen rechtstreeks vanuit de centrale naar de wedstrijd kwamen. Uit de spelerstunnel klinkt geen gestommel van de transportband meer, wel voetstappen. De nieuwe eigenaar, energiebedrijf Vattenfall, blijkt een ploegje medewerkers opdracht te hebben gegeven om de buis schoon te maken. Het steenkoolgruis van jaren moet worden opgezogen. De buis zal dit jaar worden gesloopt.
Rinus had tot aan het einde toe plannen. “Het is zonde dat het zo is afgelopen. Ik had een doorstart willen maken als Westpoort-Amsterdam m.g. Dat ‘m.g.’ staat voor ‘moet groeien’.” Rinus had graag de voorzittershamer ter hand genomen.
FERRY WIERINGA IS JOURNALIST EN SCHRIJVER.
Kader
Terreinknecht Rinus
In 2004 haalde de oud-voorzitter van DIB, Frans Klaasen Bos, herinneringen op aan de nadagen van de club (opgetekend in Het Parool door Igor Wijnker). Klaasen Bos had het nodige te stellen gehad met ‘terreinknecht Rinus’. De caravan was er destijds door Rinus zelf neergezet. Van het bestuur mocht dat, maar zij wisten niet dat hij erin zou gaan wonen. Hij was de weg kwijtgeraakt na het overlijden van twee zoons, hij dronk, hij zou aan de ziekte van Korsakov lijden. Rinus heerste over het terrein als een potentaat. Hij zat zelfs drie maanden vast wegens bedreiging van de voorzitter. De Engelsen durfden na zijn vrijlating niet meer op het terrein te komen. Twee honden hielden pottenkijkers weg. Op den duur durfde niemand er meer heen. Toen de stroom werd afgesloten verdween hij. Er werd tot opluchting van velen niets meer van hem vernomen.
Beeld: Collectie Stadsarchief
Juli/Augustusnummer 2020
Delen: