De Amsterdamse Toneelschool in de Marnixstraat

Marnixstraat 150 was vanaf 1874 meer dan een eeuw lang het adres van de vermaarde Amsterdamse Toneelschool. De bakermat ligt bij Het Nederlandsch Toneelverbond.

Drie Amsterdamse intellectuelen, Jacob Nicolaas van Hall, Hendrik Jan Schimmel en Marie Kleine-Gartman konden het niet langer aanzien: er moest een eind komen aan het verval van het Nederlandse toneel, met schmierende toneelspelers, brallende toeschouwers en theater dat meer weg had van kermisvermaak. In 1870 richtten ze Het Nederlandsch Toneelverbond op, dat in 1874 het initiatief nam tot de Amsterdamse Toneelschool en vier jaar later stond er een school in de Marnixstraat, naar een ontwerp van Dolf van Gendt. In 1949-1951 kwam er een achterliggende bebouwing tot de Singelgracht bij. Vanaf 1968 was de Toneelschool onderdeel van de Theaterschool – nu Academie voor Theater en Dans – die sinds 1997 in de Jodenbreestraat huist. In het voormalige schoolgebouw in de Marnixstraat zitten tegenwoordig ateliers.

 

Concierge

Vele oud-leerlingen hebben speciale herinneringen aan hun eerste bezoek aan de Toneelschool, zoals Petra Laseur (die erop zat in 1956-1959). “Mijn eerste bezoek was het toelatingsexamen. Middenin augustus, helemaal alleen, alle examens waren al geweest, maar ik moest van m’n moeder [actrice Mary Dresselhuys], want op de middelbare school werd ’t toch niets. En dus werden alle docenten opgetrommeld voor een extra examen!” Annemarie Oster (1959-1961): “Ik was er al eens geweest als jong meisje, omdat mijn moeder, Ank van der Moer, er lesgaf. Toen vond ik het er erg gezellig. Want andere mensen zien spelen, vind ik een feest. Minder gezellig was het er tijdens mijn aanmelding als leerling-in-spe. Het enige dat ik goed deed was een gedicht van Hans Lodeizen opzeggen. Mijn moeder zat in de jury.” En Elsje de Wijn (1964-1967): “Toen ik voor de deur stond, zag ik nergens een bordje Toneelschool, alleen een naambordje met Negenborn. Verwarrend, ik had geen idee wie dat was.”

Carel Negenborn was de conciërge. Berend Boudewijn (1956-1957): “Meneer Negenborn, zo heette de man, was meer dan alleen conciërge. Hij woonde namelijk met zijn (voor ons immer onzichtbare) vrouw in het pand. Ik herinner me hem als weinig toeschietelijk – wat nurks.” Petra Laseur: “Jaaaaa, meneer en mevrouw Negenborn, 70+ voor mijn gevoel, zij bewoonden twee piepkleine kamers en een keukentje. Hij was een klein mager mannetje, een soort krekel, en zij was kogelrond en zo krom als een hoepel.” Jan Joris Lamers (1960-1962 toneel, niet afgemaakt, 1966-1968 regie) vond hem “een Dickensachtige mopperende Amsterdammer”. In 1967 verdween de conciërge uit de school.

 

Intiem

“Het ouderwetse, rommelige gebouw, eerder een woonhuis dan school, had een zekere intimiteit”, zegt Berend Boudewijn. Enkele lokalen waren ingericht voor specifieke toneelvakken. Zo was er een toneelzaal (lokaal 7), met een podium, voorgordijnen, coulissen, rekwisieten; in lokaal 3 werden bewegingslessen gegeven, met spiegels en een barre; lokaal 5 was voor schermlessen; spraak- en theorielessen waren in de bibliotheek, op de zolder schminklessen.

Oud-leerlingen denken er met wisselende gevoelens aan terug. Elsje de Wijn: “Ik vond vooral, door mijn balletachtergrond, de bewegingslessen geweldig.” Jeroen Krabbé (1962-1965) had “een uitgesproken hekel” aan het bewegingslokaal. “Omdat ik al die rare dingen niet kon. Op een gegeven moment, toen ik in mijn maillot erg m’n best zat te doen op de grond, kwam de leraar naar me toe, prikte met zijn wijsvinger in mijn bil en riep: ‘Dat zijn geen spieren, dat is pudding!’ Je begrijpt, mijn liefde voor de bewegingsleer was meteen bekoeld. Ook moest ik daar een keer als ‘Omelet’ door ‘de diagonaal’! De diagonaal betekende dat je vanuit een hoek schuin het lokaal moest oversteken. (Als omelet!) Mijn lievelingslokaal was lokaal 7, de toneelzaal. Daar wilde ik wel de hele dag doorbrengen.”

Annemarie Oster heeft evenmin goede herinneringen aan het bewegingslokaal. “Aan het balletzaaltje had ik enorm de pest: zware balletoefeningen à la Martha Graham en het ergste: ‘door de diagonaal’, waar je je zelf optimaal moest ‘uiten’. ‘Ja, maakt u maar gotisch’, zei de docent, en dan kruiste ik mijn armen maar in de lucht.” Berend Boudewijn: “Beneden was ook een stoffige bibliotheek, waar een spraaklerares in haar stoel zat, leunend op een wandelstok. Ik heb er een sombere herinnering aan.”

 

Eindexamen

Op de eerste verdieping was de kamer van de directeur. Daar kregen de leerlingen te horen of ze wel of niet waren overgegaan. Hans Kemna heeft nog een andere herinnering aan deze plek. “Ik kwam er sowieso één keer per maand, om mijn beurs op te halen, dat ging nog contant. Wie dringend geld nodig had, leende bij medeleerling Bram van der Vlugt. Wanneer we onze beurs kregen, stond Bram altijd ongeduldig voor de kamer te wachten.”

De school had geen kantine. Jeroen Krabbé: “De vaste plek waar we altijd samenkwamen, voor en na de lessen en ’s avonds, was Café Bommel op de hoek, met terras aan het water.” Het café, Marnixstraat 164-166, heet nu Sound Garden en is volgespoten met graffiti.

Opnieuw Krabbé: “Uiteindelijk was er ‘Het Eindexamen’, een driedaagse vuurproef. Met kostuums en schmink en zo, in het (oude) De la Mar Theater. In de zaal zaten alle docenten. Geen reacties of applaus. Stilte… Fantastische dagen: écht toneel, échte voorstelling, alles écht! De diploma-uitreiking was in de Stadsschouwburg. Je speelde daar je scènes en na afloop zaten alle leerlingen naast elkaar op het toneel en hield de directeur een voor iedereen heel persoonlijke speech. Als hij klaar was, klonk er een gong, waarna hij zei: ‘En vanaf nu zijn jullie toegetreden tot het Nederlands toneel, als acteurs.’”

Agaath Meulenbroek: “Helaas was de directeur bij mijn eindexamen in 1967 ziek. Op mijn verzoek heeft hij later opgeschreven wat hij tegen mij gezegd zou hebben. Ik heb ’t nog.” Annemarie Oster: “Van diploma’s weet ik niks, want ik ben in de 2de klas van de Toneelschool gegaan. Ik weet nog dat ik huilend van die brede trap afliep maar al spoedig dacht: Ha, nu ga ik aan mijn eigen leven beginnen. Dat heeft wel nog even geduurd.”

 

Gelukkig

Vrijwel alle oud-leerlingen zijn zeer enthousiast over hun jaren op de Toneelschool. Een enkeling plaatst een kanttekening, zoals Petra Laseur: “Bij nader inzien was het allemaal, vergeleken met nu, van een goeiige knulligheid, waar toch heel behoorlijke acteurs uit voort zijn gekomen.” Jan Joris Lamers stoorde zich aan ‘de middelbare-school-mentaliteit’. “Het was een leuke school, maar vormelijk was het wel.” 

Agaath Meulenbroek kijkt vooral trots terug: “In mijn eerste jaar stond ik voor de deur en zag een tram aankomen, mijn richting uit. Ik ging voor de deur staan en wachtte tot-ie langsreed, zodat, dacht ik (!), iedereen in de tram kon zien dat ik daar op school zat. De toneelschooltijd is voor mij de gelukkigste tijd van mijn leven geweest. Ik was blij in een omgeving te zijn met gelijkgestemden waar men, zo voelde ik dat, niks gek vond.”

Jeroen Krabbé denk er net zo over. “Het was de allerfijnste periode die ik me kan herinneren. Elke dag feest. Eindelijk thuis.” Elsje de Wijn: “De tijd van mijn leven. Alles lag nog in het verschiet. Heerlijk.” Hans Kemna: “Geweldige tijd! Ook het gebouw is me zeer dierbaar. Ik heb op de Bloemgracht gewoond en liep er vaak langs, met een gelukkig gevoel.”

Berend Boudewijn: “Een opwindende tijd. Belangrijk was de wisselwerking met de andere leerlingen. In mijn klas zat veel talent en doorzettingsvermogen. Misschien is dat bij een toneelopleiding wel een belangrijke factor: samen met vallen en opstaan intensief bezig zijn met theater.” Ten slotte Rudolf Lucieer (1962-1965): “Ik heb die drie jaren altijd fantastisch gevonden, ondanks alle twijfels en onzekerheden waar iedereen nu eenmaal tegenaan loopt. Dat je je daartegen kunt wapenen in een veilige omgeving is heel belangrijk. Een onuitgesproken verbond met generatiegenoten.”

KO VAN GEEMERT IS JOURNALIST.

Beeld: Collectie Stadsarchief Amsterdam

Juli/Augustus 2020

Delen:

Buurten:
Centrum
Dossiers:
Architectuur Onderwijs
Editie:
Augustus Juli
Jaargang:
2020 72
Rubriek:
Verhaal
Tijdperk:
1800-1900 1900-1950 1950-2000