De Amsterdamsche Cricket-Club bracht het Engelse spel naar Amsterdam
In juni 1871 houdt de Amsterdamsche Cricket-Club een ‘oefenings-vergadering’ op een veld bij de Tuin de Nederlanden. Het is de start van de eerste cricketclub van Amsterdam.
Op zondag 15 juni 1873 rond het middaguur slaat in de Singelgracht ter hoogte van de Gasfabriek aan de Nassaukade een bootje om met drie spelevarende jongelui. Een van hen weet zich aan ‘het gevaar van verdrinken’ te onttrekken en bereikt de kant. De anderen roepen om hulp en worden gered ‘door een der leden van de Amsterdamsche Cricketclub, de heer B.M.’, zo schrijft het Algemeen Handelsblad over het voorval.
Helaas, een kleine week later meldt de weduwe Maria Elisabeth Dijst-Knepper in de krant het overlijden van haar 23-jarige zoon Jacobus. Ze bedankt daarbij ‘den edelen menschenvriend, den Heer B. Moltzer’ voor zijn heldhaftige rol bij wat toch nog een drama is geworden.
De aanwezigheid van de 25-jarige Barend Moltzer op die plek is geen toeval. Begin jaren zeventig van de negentiende eeuw is het gebied buiten de Amsterdamse Singelgracht aan de zuidwestkant van de stad nog grotendeels onontgonnen. Het bestaat uit polders met veel sloten, paden, bruggetjes, molens en weilanden. Er is lichte industrie, er zijn kleine boerenbedrijfjes, maar de buitensingel levert ook recreatiemogelijkheden voor de stadse wandelaar: pleziertuinen, kleine herbergen en kolfbanen.
Hier bevindt zich ook het oefenterrein van de Amsterdamsche Cricket-Club. Daarom kon Barend Moltzer snel reageren op het hulpgeroep: hij stond daar met zijn makkers te cricketen.
Kostschool
Bij de oprichting op 26 mei 1871 heeft de club vijf initiatiefnemers-bestuursleden. Naast Moltzer, penningmeester, zijn dat zijn leeftijdgenoten Dirk van Bosse, president, secretaris Emile Jérôme Sillem, tweede secretaris Willem van der Vies en vicepresident Meinhard Voûte.
De belangstelling voor cricket van de eerste drie is allicht het resultaat van hun verblijf in de jaren vijftig-zestig op de elitekostschool Noorthey in het Zuidhollandse Veur, bij Voorschoten. Deze school herbergt tot aan de sluiting in 1882 vooral zonen van tien tot zeventien jaar uit de beter gesitueerde kringen – het schoolgeld van 1200 gulden per jaar kunnen alleen de rijkste families zich veroorloven.
Het instituut heeft een strikt protestants-christelijke grondslag, kandidaat-leerlingen uit katholieke en Joodse families komen niet in aanmerking. In de beginperiode tussen 1820 en 1860 plaatst de school vooral zonen uit de zogenaamde ‘oude elite’, zoals de families Six, Corver, Hooft, Luden, Van Loon en Van Heukelom. Daarna wordt ook kroost uit de succesvolle nieuwe elite verwelkomd, zoals de naar Amsterdam geïmmigreerde Duitse koopmans- en bankiersfamilies Gebhard, Bunge, Gülcher en Sillem.
Noorthey bereidt de leerlingen voor op een toekomst als bestuurder, zowel in Nederland als Nederlands-Indië, en op een bepalende rol in het bedrijfsleven. Het curriculum met de gewone vakken wordt afgewisseld met twee keer per dag een uur fysieke ontspanning in de buitenlucht. Vanaf de start van de school in 1820 zijn dit vooral gymnastiekachtige activiteiten, maar met de komst van jeugdige, intern wonende Britse native speaker-docenten worden ook de Engelse veldsporten geïntroduceerd: vanaf 1845 cricket en hockey, en vanaf 1854 football.
Verder lezen? Dit artikel verschijnt in het komende nummer van Ons Amsterdam. U kunt zich nog abonneren tot vrijdag 7 april 23:59.

Ontdek Ons Amsterdam
Wil jij alles weten over de fascinerende geschiedenis van Amsterdam?
Abonneer jeHeader: 'The Cricket Match’, zoals opgenomen in Routledge’s Handbook of Cricket dat in 1862 in Nederland verscheen. De ACC volgde de regels uit dit boek.
Delen: