Café Eijlders is al 80 jaar een artistieke huiskamer

Bordje ‘Verboden voor Joden’ achter de verwarming

Een van de raadsels van café Eijlders, dat op 24 december 2020 80 jaar bestaat, is de spelling van de naam. Oprichter John Eylders spelde zijn achternaam met y. Maar op het uithangbord staat toch echt Eijlders. En zo is het gebleven, nu ook op de website. Een andere vraag is hoe het café (heel anders dan Reynders, een paar huizen verderop in de Korte Leidsedwarsstraat, verworden tot een sfeerloze toeristenbar) het oorspronkelijke karakter zó heeft weten te bewaren en toch bepaald geen ‘ingeslapen’ zaak geworden is.

In de jaren zestig werd Eijlders vaak met Reynders in één adem genoemd. In beide cafés kon je jonge honden als Remco Campert, Jan Vrijman en Simon Vinkenoog aantreffen . Al waren er in Reynders meer mooie jonge meiden, en trok dat ook figuren als Robert Jasper Grootveld en Cor Jaring, die Eijlders toch wat te elitair vonden

Maar in de eerste twee decennia na de opening leek Eijlders toch het meest op café Theo Ruiter op de Rozengracht, besproken in ons aprilnummer in 2015. Allebei gingen ze open in 1940, allebei de kroegbazen hadden connecties met het verzet en ook hadden ze beide lange tijd een cliëntèle van schrijvers, dichters, schilders, tekenaars, oud-verzetsmensen en studenten. Deels ging het om precies dezelfde mensen, die zich niet tot één stamkroeg beperkten. Accentverschillen waren er ook. Bij Ruiter waren er relatief iets meer kleinkunstenaars en volkszangers, bijvoorbeeld. Eijlders had net iets meer ‘status’. Maar het belangrijkste verschil is toch: café Theo Ruiter is al een kwarteeuw dicht en Eijlders blijft floreren.

Johan Eylders (zoals hij eigenlijk heette) werd in 1899 geboren in de Pijp. Zoals Theo Ruiter begon als stucadoor, werd aanvankelijk smidsleerling. Via een collega-smid die een zwager bij Krasnapolsky had, werd Johan Kelner, achtereenvolgens bij Kras, Trianon (Leidseplein), Schiller (Rembrandtplein) en Carlton Corner. Bij Trianon, waar veel brallende oorlogswinstmakers dineerden, ontwaakte zijn sociaal besef (hij werd lid van de horecabond én communist), bij Schiller maakte hij kennis met het artistieke milieu.
Eind jaren dertig moedigden de linkse schrijver Maurits Dekker en schilder/cellist Joep Vogtschmidt hem aan zelf een café te beginnen. Hij ontdekte de leegstaande garage Korte Leidsedwarsstraat 47 en brouwerij Grolsch wilde wel geld steken in zijn plan. Doordat Duitsers het land binnenvielen, duurde de verbouwing lang, maar op 24 december 1940 kon het café toch worden geopend. Met warm schemerlicht, ronde tafeltjes en knusse nissen, maar zónder biljart. De eerste gast was de flamboyante romancier en journalist Jacques Gans, die Eylders nog kende van de linkse agitatie maar na de oorlog snel naar rabiaat rechts opschoof.

En Gans introduceerde de dichter Gerard de Brabander (Jan Jofriet), die tot zijn dood in 1966 onomstreden de grootste afnemer zou blijven. Andere creatieve geesten waren ook al snel kind aan huis, al was in de oorlogsjaren de drank nog schaars: schrijvers als Maurits Dekker, Jef Last, Jacques Bloem, Jacques van Hattem, Ed Hoornik, Bertus Aafjes, Vasalis en Anna Blaman, de schilders Germ de Jong, Jan van Herwijnen, Melle en Matthieu Wiegman, Jan Sierhuis en Ger Lataster, de tekenaars Eppo Doeve en Cees Bantzinger en de acteurs Ko van Dijk, Cor en Guus Hermus, Joan Remmelts en Lex Goudsmit. Enkelen zaten diep in het verzet.

Eylders zelf werd twee keer gearresteerd; in 1943 zat hij drie maanden vast omdat in zijn zaak wapens en verzetsblaadjes waren gevonden. Het verplichte bordje ‘Voor Joden verboden’ had hij in 1942 met een zuigertje op het raam geplakt nét boven de verwarming, zodat het daar al snel achter viel…
Meteen na de bevrijding werd het echtpaar Eylders door de klantenkring op de schouders genomen. De zaak zat voortdurend vol. Ook aanstomend talent als ‘de Vijfigers’ (Campert, Kouwenaar, Elburg, Bernlef e.d.) schoven aan. Er werd veel geëxposeerd. Maar met de onvermijdelijke landelijke roem kwamen in de jaren zestig opk de ‘kunstvlooien’: artiestje kijken. Veel stamgasten bleven weg. Alleen Gerard den Brabander sloeg nooit een aangeboden borrel af en schreef nog wel eens een gedicht op een bierviltje.

In 1963 stierf Corry Eylders-Knoest aan longkanker en daarna was John nooit meer de oude. Zijn broer George leidde nu de zaak, tot in 1969 de zaak werd verkocht aan ene Van den Bosch. John Eylders sleet zijn laatste jaren (tot 1977) als galeriehouder in Zandvoort.

Dé huiskamer van dé Amsterdamse culturele elite is Eylders daarna niet meer geworden. Maar een uiterst sfeervolle kroeg bleef het. En de culturele traditie kreeg nieuwe impulsen. Exposities zijn er nog steeds: iedere maand een nieuwe. Sinds 1998 is er iedere derde zondag van de maand een drukbezochte dichtersmiddag. Jarenlang werd er iedere woensdag jazz gespeeld door het combo van Truus Engels.

Het publiek is gemengd: veel jonge klanten op vrijdag- en zaterdagavond, door-de-week iets bedaagder. Vaak voor of na een theaterbezoek in de buurt. Ook komen er nog steeds studenten: vroeger de katholieke studentenvereniging Thomas en het VU-dispuut Argo, nu de VU-disputen Jumbo en Forum.
Veel jeugdig elan dus, maar het interieur blijft zoals het is. Want dat is juist de kracht van Eylders.

 

Dit artikel is een licht geactualiseerde versie van een eerder verhaal dat in oktober 2015 in Ons Amsterdam verscheen.

 

Delen:

Editie:
Oktober
Jaargang:
2015 67
Rubriek:
Verhaal

Gerelateerd

Een bijna vergeten geschiedenis
Een bijna vergeten geschiedenis
Verhaal 30 oktober 2015