Café De Vriendschap en de familie Pooters op de Nieuwmarkt

Nieuwmarkt 17 was het adres van een opmerkelijk café, dat slechts tien jaar heeft bestaan: café De Vriendschap. Uitbater Tinus Pooters was een man van de grote wereld, had een oom die volgens zeggen burgemeester van Washington was en zijn kinderen raakten betrokken in het verzet tegen de Duitse bezetter. 

In 1925 werd het rijtje huizen Nieuwmarkt 17-25 tussen de Sint Antoniesbreestraat en de Dijkstraat op één na afgebroken en vervangen door een opvallend pand, dat nu nog altijd naar de bouwheer heet: Flesseman. Een van die huizen was café De Vriendschap. Er zat daar al veertig jaar een café: in 1882 vroeg Adriana Kok, de weduwe van Barend Bienhoff, een vergunning aan “tot verkoop van sterken drank in het klein”. 

In 1915 werd de 34-jarige Petrus Antonius Martinus ‘Tinus’ Pooters de baas in het café, dat hij De Vriendschap doopte: hem stond een lokaal voor ogen waar de klanten als vrienden met elkaar konden omgaan. Hij haalde een aantal verenigingen binnen die het café gebruikten om te vergaderen – een postduivenvereniging, een biljartclub en een visclub. Het was er heel gezellig, herinnerde zijn dochter Mientje zich later. “Als de mannen, allemaal uit de buurt, aan het kaarten waren, werd er vaak gezongen. Ik lag boven in bed en dan hoorde ik ze zingen.”

 

Snotneus

Tinus Pooters was geboren in een kelderwoning in de Jonkerstraat en had jaren op de Zeedijk gewoond. Hij kende de buurt als zijn broekzak. Al jong was hij los werkman in de haven. Als er geen werk was, drukte zijn vader hem drie borstels in zijn handen en werd hij ‘naar de boeren’ gestuurd om die te verkopen. Soms liep hij tot Abcoude om een borstel te verkopen. Af en toe probeerde hij het met fruitverkoop op de handkar. 

Toen vader Martinus na een avondje stappen in de Geldersekade verdronk, bleef de 10-jarige Tinus achter met zijn moeder en vijf broers en zussen. De broer van moeder Alida Rooth was geëmigreerd naar Amerika en nodigde haar uit om met de kinderen naar hem toe te komen. Het familieverhaal wil dat hij een gerenommeerd politicus was geworden. Ze lieten alles achter zich en namen de boot, maar konden er niet wennen. Broer en zus kregen onenigheid over de opvoeding van de kinderen. Mientje: “Moeder lette niet zo op of bijvoorbeeld onze haren waren gekamd of dat we misschien een snotneus hadden. Haar broer maakte daar opmerkingen over.” Alida pakte haar kinderen bij elkaar en keerde terug.

Tinus Pooters monsterde aan op een vrachtschip naar China en bevoer een tijd de wereldzeeën. Weer in Amsterdam kreeg hij kennis aan Sophia ‘Fietje’ Smit, een serveerster in zijn stamcafé. Fietje raakte zwanger, ze trouwden en gingen wonen op de Zeedijk. Dochter Fietje was in februari 1910 de eerste; Pam, Alie en Nellie volgden. Emplooi was er weinig. Tinus vertrok meestal ’s ochtends vroeg naar de Oostelijke Handelskade in de hoop op los werk. 

 

Tuberculose

Het jonge gezin leidde een moeizaam leven. De oom uit Amerika bracht redding. Tijdens een bezoek aan Amsterdam stelde hij Tinus en Fietje voor een café te beginnen in het toen leegstaande etablissement op de hoek van de Nieuwmarkt en de Dijkstraat. Mientje: “Het verhaal over die oom uit Amerika wilde ik eerst niet geloven. ‘Zoek maar op in de encyclopedie’, zei mijn vader toen. Het stond er echt: ‘Burgemeester Rooth van Washington.’” Of hij dat ook echt was, wie zal het zeggen… 

Tinus en Fietje waren geknipt voor het cafébedrijf. Fietje had er jarenlang in gewerkt. En Tinus was een gezellige man, hij kende de buurt en had een levensverhaal te vertellen. Ze woonden boven het café (en kregen nog twee dochters: Mientje en Corrie). Buiten was er altijd reuring, met de markt en het houten politieposthuis voor de deur.

Moeder Fietje overleed in december 1919 aan tuberculose. Tinus gaf haar een ereplaats in het café: ze werd opgebaard op het biljart. Maar hoe nu verder? Hij moest werken en de voogdijraad zou de kinderen onherroepelijk in het Burgerweeshuis onderbrengen. Tante Kee – een zus van Fietje – vroeg haar schoonzus Geertje Pals op Wittenburg, net weduwe, om hulp. Het klikte tussen Tinus en Geertje, die Cor meebracht, een adoptiekind. Vijf jaar later kocht de textielfirma I.J. Flesseman het pand op en begon Tinus een nieuw café op de hoek van de Oude Schans en de Korte Koningsstraat. Na korte tijd ging hij failliet. De mindere locatie en de economische crisis deden hem de das om.

 

CS-6

In de huiskamer boven het café op de Nieuwmarkt hing een portret van Domela Nieuwenhuis aan de muur: de familie was politiek actief. Dochter Mientje (ze was japonnennaaister) sloot zich in de jaren dertig aan bij de communistische jeugdbond De Zaaier; zoon Pam (hij werkte in de Centrale Kledingmagazijnen) was aanhanger van de Russische communistische dissident Leon Trotski.

Na de Duitse inval raakten vrijwel alle leden van de familie Pooters betrokken bij het verzet. Mientje zag haar vader voor het eerst huilen na de razzia op 23 februari 1941 in de Nieuwmarktbuurt: “De tranen biggelden over zijn wangen. Hij had gezien hoe de Joodse mannen op hun hurken zaten op het Jonas Daniel Meijerplein en werden weggevoerd.” Mientje riep haar collega’s op mee te doen aan de Februaristaking, bracht de illegale De Waarheid rond en verborg menig Joodse onderduiker in haar huis in de Waverstraat. 

Haar woning was ook een schuiladres voor de verzetsgroep CS-6. Broer Pam was een van de leiders. De groep saboteerde het spoor om transporten van Joodse Amsterdammers te verhinderen en wordt in verband gebracht met de aanslag op het Rembrandt Theater in januari 1943. CS-6 liquideerde ook vooraanstaande Duitse militairen en hoge NSB-ers, onder wie luitenant-generaal Hendrik Seyffardt en Kultuurkamer-president Hermannus Reydon. Een aanslag op Anton Mussert ging op het laatste moment niet door. 

 

Zwartboek

Pam Pooters werd op 6 augustus 1943 op de Amstelveenseweg ter hoogte van het huidige café Schinkelhaven neergeschoten en op 1 oktober 1943 gefusilleerd in Overveen. Hij ligt begraven op de Erebegraafplaats in Overveen en was een belangrijke inspiratiebron voor de film Zwartboek van Paul Verhoeven (2006). Pooters was tot het laatste moment de werknaam voor de hoofdpersoon, maar werd geschrapt omdat die ‘niet lekker bekte’. In de Vechtstraat is een sportcentrum naar hem vernoemd.

Zus Nel werd eveneens gepakt en kwam in verschillende concentratiekampen terecht, maar zij overleefde de oorlog. Mientje wist uit Duitse handen te blijven. Ze gaf voorlichtingslessen over de oorlog op scholen, waarbij ze vaak een map met brieven en haar persoonsbewijs meenam. Op hogere leeftijd nodigde ze de scholieren bij haar thuis uit. Aan de muur hingen foto’s van de gefusilleerde CS-leden Hans Katan en Jan Verleun, naast die van haar broer Pam. Mientje is op 29 januari 2016 overleden.

SIMON VAN BLOKLAND EN FRANS DUIVIS ZIJN DE AUTEURS VAN HET BETHANIËNBLOK IN AMSTERDAM. ONDER DE SLUIER VAN HET VERLEDEN VANDAAN, WALBURG PERS, 2016.

IN HET NOVEMBERNUMMER VOLGT HUN ARTIKEL OVER DE FIRMA FLESSEMAN EN DE KUIL VAN MOEKE.

MET DANK AAN FRITS SLICHT, DIE MIENTJE TEN DAM-POOTERS IN 2009 INTERVIEWDE EN HAAR VERHAAL PUBLICEERDE OP DE WEBSITE HET GEHEUGEN VAN OOST (APRIL 2009) EN IN HET BUURTBLAD OPNIEUW, JUNI 2009.

 

Oktobernummer 2019

 

Beeld:

Tinus, Greetje Pals en zoon Pam achter de tap van hun café op de Nieuwmarkt, omstreeks 1923. Collectie Familie ten Dam

Delen:

Buurten:
Centrum
Dossiers:
Amsterdammers
Editie:
Oktober
Jaargang:
2019 71
Rubriek:
Verhaal
Tijdperk:
1900-1950