Buurtherinneringen: de Ruysdaelkade was het kloppend hart van de Pijp
Begin jaren ’60 vormde de Ruysdaelkade het hart van een saamhorige, gezellige, bruisende buurt. Op nummer 155 dreven mijn ouders een sigarenwinkel; de sigarenwinkel van de Familie Vinju. Wij woonden boven. Met mijn drie zussen sliep ik in een kleine ruimte met twee stapelbedden. Dat was heel normaal in die tijd.
Iedereen kon bij ons binnenlopen. We verkochten sigaretten aan André Hazes en zijn ouders, aan Ron Brandsteder en aan de familie Roelvink. Prostituees kwamen regelmatig in de sigarenwinkel. Wij kinderen spraken hen aan met tante: tante Ali, tante Merie en ga zo maar door. Deze dames waren niet jong meer maar het was gezelligheid troef. Als kind begreep ik totaal niet wat hun vak was; dat besefte je pas later.
De Ruysdaelkade werd bevolkt door kleine ondernemers. Als ik goed nadenk zie ik het plaatje zo weer voor mij: Op de hoek van de Eerste Jan Steenstraat zat de echte broodbakker. Dan kwam Frits Contelaar, een tegelzetter met een kleine loods. Onze sigarenwinkel was gevestigd in het volgende pand.
Onze naaste buren aan de andere kant waren oom Joep en tante Mien. Zij kwamen uit Ulft en dreven een kapperszaak. Bij Oom Joep in de stoel kreeg je met de trimmer altijd dat ultrakorte, opgeschoren kapsel. Je had daar als jong ventje zelf niets over te vertellen.
Een huis verder zat een groenteboer, die wij oom Jan noemden. De oude weegschaal kan ik mij nog goed herinneren; gewichten aan de linkerzijde, de groente aan de rechterzijde. Ook ouderwets was de naastgelegen drukkerij. De hele dag rammelden daar de perzen. De drukkerij produceerde een hoop lawaai en vooral een doordringende stank.
De volgende panden waren de handwerkwinkel van mevrouw Rody en twee meubelmakers. Bankstellen die vandaag de dag worden weggegooid, werden daar opgeknapt. De kwaliteit van de meubels was toen misschien ook beter. Eén van de meubelmakers, meneer de Heer, heeft het nog heel lang volgehouden.
Op de hoek van de Eerste Jan van der Heijdenstraat zat het bekende café van tante Annie. Haar hobby was het houden van poedels; soms waren het er wel zeven of acht. In de zaak stond een biljart en de bar was altijd wat smoezelig. Vooral in de avond kwam er wat volk en in het weekend werden er kaartwedstrijden georganiseerd. Je kon dan prijsjes winnen zoals een fles advocaat of een slof sigaretten. In het café verkocht tante Annie ook eieren. Dit was een vreemde constructie, maar het werkte; de hele buurt kwam langs met schaaltjes en emmertjes.
Als jochie was ik na schooltijd dagelijks te vinden bij De Holland Melkfabriek in de Eerste Jan Steenstraat. Ik mocht dan helpen sjouwen als de boeren kwamen met hun melkwagens. In de fabriek werd onder andere verse vla gemaakt. De producten van de fabriek werden direct verkocht in de naastgelegen melkwinkel van de familie Korrel. Wij haalden daar onze boodschappen; het was een echte buurtwinkel. De brug tussen de Eerste Jan Steenstraat en de Hobbemakade is uiteindelijk zelfs genoemd naar deze familie: de Korrelbrug.
Meer buurtherinneringen zijn te vinden in dit dossier.
Beeld: De Ruysdaelkade, juli 1961. Stadsarchief Amsterdam.
Delen: