Buurtbioscoop met allure. Het Van Swinden Theater in de Dapperbuurt
Midden in de Dapperbuurt openden drie leden van de familie Swaap op donderdag 26 maart 1936 met veel vertoon het nieuwe Van Swinden Theater. Modern, met bijna 500 zitplaatsen. Een buurtbioscoop die ook in de binnenstad niet had misstaan.
David Swaap was in Amsterdam-Oost geen onbekende. Hij woonde weliswaar het grootste deel van zijn leven (1859-1942) in De Pijp, maar hij was in 1912 een bioscoop begonnen in de Eerste Van Swindenstraat op de begane grond van een rijtje van drie 19de-eeuwse woningen. Niet meer dan een rechthoekige zaal met stoelen, zoals de meeste bioscopen destijds, met een uitbouw aan de achterzijde. De zaken liepen niet goed, ook al was Swaap variétévoorstellingen gaan aanbieden en liet hij het theater in 1916 nog vergroten. Hij gaf de vergunning door aan andere uitbaters. In de jaren twintig sloot het theater definitief en werden de huizen verbouwd tot winkels in confectie en manufacturen.
Overal in Nederland verrezen in stadscentra grote, paleisachtige bioscopen, die internationale premières vertoonden en relatief dure kaartjes verkochten. Het uitbundige Tuschinski Theater in de Reguliersbreestraat was in 1921 het hoogtepunt van deze ontwikkeling. Tijdens de crisisjaren daalde de koopkracht van het publiek. Mensen bezochten nog steeds graag de bioscoop, maar bij voorkeur in hun eigen buurt en op een goedkopere rang. Met de komst van de geluidsfilm in 1928 en van doorlopende voorstellingen ontstond een nieuw type bioscoop: een laagdrempelig, intiem maar functioneel theater met rond de 400 plaatsen, waar bezoekers de hele dag door vertoningen konden bijwonen. In Amsterdam alleen al waren er 28 buurtbioscopen in 1932 en zes jaar later zelfs 37.Initiatiefnemer voor zo’n modern theater in de Dapperbuurt was wederom David Swaap.
Opvallend
In 1935 besloot hij, inmiddels 76 jaar oud, tot de bouw van een nieuwe bioscoop in de Van Swindenstraat. Het was een familieproject: zijn zonen Aron (1893-1943) en Wolf (1896-1943) werden respectievelijk directeur en bedrijfsleider. Op 11 september gingen de bestaande panden tegen de grond. De drie Swaaps trokken de bekende architecten Jan Wils en Oscar Rosendahl aan om op het relatief kleine perceel een zo groot mogelijk theater tot stand te brengen. Net als bij het City Theater, dat Wils eerder dat jaar had ontworpen, plaatsten ze de zaal en een ver overstekend balkon diagonaal in het gebouw, waardoor er minder loze ruimte aan de zijkanten was. Een licht staal- en betonskelet ondersteunde het balkon. De foyer was aan de voorzijde, op de eerste verdieping de directiekamer en op de derde kwamen een riante conciërgewoning en de projectiecabine. Dankzij afzonderlijke in- en uitgangen op de begane grond en de aparte looproutes in de bioscoop konden bezoekers komen en gaan wanneer ze wilden.
De voorgevel werd extra opvallend gemaakt voor publiciteit: lichtvensters, kleurige filmposters en een verticale lichtbak die over de gehele lengte liep, moesten het publiek verleiden. De façade maakte volgens een recensent een frisse indruk: “... een moderne lijn maar niet hypermodern, waardoor het gebouw in dit stadsmilieu niet zou passen”. Hij doelde op het baksteen, de ronde en rechthoekige vensters en het bescheiden buitenbalkon.
Snufjes
Wolf maakte een fotoalbum. De zaal was licht, elegant en sober ingericht, een lichtkoof boven het balkon. De stoelen van eikenhout hadden een bruin getinte bekleding en sloten aan bij de betimmering van de zaal en de foyer. Ze waren “van geheel Nederlandsch fabricaat”. De stalen buizenstoelen in de wachtruimtes onderstreepten het moderne karakter van het theater. Verder was het gebouw voorzien van de laatste technische snufjes; zo werd de ventilatie geregeld met overdruk, waardoor tocht onmogelijk was en de gebruikte lucht vervangen werd door verse lucht. Bij brand van de filmrollen, die in een brandvrije kamer op de derde verdiepingen lagen, sloot de stroom automatisch af en gingen in de projectcabine de klep naar de zaal dicht en het raam open.
Het Van Swinden Theater stond er in een recordtijd van vijf maanden en opende op donderdag 26 maart 1936 met de Oostenrijkse humorfilm De sprong in het geluk (Salto in die Seligkeit). De lokale ondernemers waren blij met de nieuwe impuls voor de buurt en decoreerden voor de gelegenheid samen met buurtvereniging Linnaeus de straat. De inrichting, het meubilair en de technische snufjes van het theater ontvingen alle lof. Enige kritiek kwam er wel op Rosendahls “gekleurde cirkeltjes” op de gele wandvlakken in de zaal, een decoratie “... die het oog te veel gespannen houdt wanneer het beeld op het doek verschijnt”.
Een latere criticus vond dat “de beeldwerking […] niet meteen die van een bioscoop [was, maar] van een door commercie gedreven bedrijf”. Begrijpelijk in vergelijking met het veel grotere City Theater en andere ontwerpen van Wils, maar voor een buurtbioscoop die regelmatig premières toonde, maakte het nieuwe theater wel degelijk indruk: vader en zonen Swaap hadden met hun relatief grote bioscoop en de sterrenarchitecten Wils en Rosendahl een grootstedelijk stukje Amsterdam naar de Dapperbuurt gebracht.
Arisering
Lang duurde de roem niet. De door de nazi’s opgelegde ‘arisering’ van Nederland maakten dat de vergunning van zoon Aron in 1941 werd ingetrokken en het theater dichtging. In 1942 overleed vader David in Nederland; zijn twee zonen Aron en Wolf werden gedeporteerd en door de nazi’s vermoord. De derde zoon, Sam(uel) (1888-1971), overleefde Theresienstadt en heropende het theater in 1948. Teruglopende bezoekersaantallen in de jaren vijftig en zestig en de algehele frustratie over “de jeugd, die tot het waardeloos maken van onze eens zo mooie inventaris wekelijks bijdroeg”, leidden tot de sluiting in 1965.
De begane grond en de conciërgewoning van het pand bleven in gebruik, maar de zaal en de pui veranderden ingrijpend. Een vestiging van de textielwinkel Zeeman maakte de oude situatie onherkenbaar. In 2019 vertrok de textielwinkel en kreeg het pand de status van een ‘orde 2’ monument: het verdient behouden te blijven. Bij de verbouwing bleef de schil van het oorspronkelijke gebouw staan; het inwendige veranderde in winkel- en woonruimte. Het lijkt erop dat de oude gevel intact blijft.
Tekst: David Geneste
Beeld: Beeldbank Stadsarchief Amsterdam. Feestelijke opening van het Van Swinden Theater, 1936
Juli-augustus 2021
Delen: