“Bijzonder is de zegel die je niet hebt”
“Postzegelmensen? Die zijn een beetje gek. Zeg nou zelf. Wie gaat er nu met zulke papiertjes naar de markt? En wie komt dat spul kopen?” Mevrouw Lelie staat kleumend achter haar stand en lacht met zelfspot. De postzegelmarkt in Amsterdam is haar domein en ze blijft zomer en winter komen, ook al zijn er dagen dat er slechts voor anderhalve euro handel in zit.
Al decennialang ontmoeten handelaren en verzamelaars van postzegels en aanverwanten elkaar op de Nieuwezijds Voorburgwal, op een driehoekig stuk stoep tussen de Wijdesteeg en de Rosmarijnsteeg – op een steenworp afstand van het Paleis op de Dam. Twee dagen per week kunnen fanatici en andere belangstellenden hier terecht. Op woensdag is het rustig, dan staan er zo’n zes of zeven handelaren achter tafels of in zelfgebouwde stands, een enkeling zit op een vouwstoeltje tussen de uitstalling op de grond. Het aanbod bestaat vooral uit postzegels, maar men verkoopt ook oude ansichtkaarten, munten, door de tijd achterhaalde aandelen en mooie eerstedagenveloppen, een verzamelobject dat volgens ingewijden op zijn retour is. De zaterdagmarkt is groter en trekt ook buitenlandse handelaren.
De postzegelhandel neemt een unieke positie in binnen de Amsterdamse straatverkoop. De handelaren op de postzegelmarkt behoren tot de niet-officiële marktkooplieden, ze worden gedoogd, net als de vogeltjesverkopers op de Noordermarkt en de boekverkopers in de Oudemanhuispoort. Hun vaste plek op de markt wordt niet door een marktmeester maar door traditie bepaald. Ze betalen geen marktgeld en zijn niet onderworpen aan enig ander reglement dan dat van de openbare orde.
Mevrouw Lelie staat al zeker 15 jaar op de markt en komt er als verzamelaar nog veel langer: “Toen ik hier voor het eerst kwam waren er geen stalletjes. De boeken lagen op de grond of op de motorkap van de geparkeerde auto’s. De markt is ook nog een tijdje verhuisd naar de overkant, bij het Burgerweeshuis, omdat het pleintje werd opgeknapt en opnieuw bestraat. De gemeente wilde er geen geparkeerde auto’s meer hebben. Na de opknapbeurt zijn we teruggekeerd. Toen was er echt veel activiteit op de markt. In de jaren tachtig kon het heel laat worden, maar dat was echt een andere tijd. Nu vertrekt iedereen om vier uur. Een kwestie van veiligheid. Niemand blijft hier graag alleenig achter.” De handelaren houden elkaar weliswaar in het oog, maar echt collegiaal gaat het er op de markt niet aan toe – het is ieder voor zich. “Er is tussen de handelaren onderling weinig contact, behalve met de mensen die om je heen staan. Het is vrij afstandelijk. En je gaat helemáál niet in elkaars boeken kijken om te zien wat voor prijzen de ander vraagt. We praten wel hoor, maar nooit één blik in de boeken.”
Post en kranten
Op de postzegelmarkt circuleert een verhaal over het ontstaan van de markt. In het begin van de vorige eeuw zou een rijke Amsterdamse dame (anderen spreken over een Franse barones) die gek was op postzegels, het driehoekige pleintje op de Nieuwezijds Voorburgwal hebben nagelaten aan ‘de postzegelmensen’, die hier ten eeuwigen dage hun ruilhandel zouden kunnen bedrijven. Historici weten beter. In 1917 signaleert een journalist van de Leeuwarder Courant voor het eerst postzegelhandel op straat, niet ver van de huidige markt: “een vreemd fenomeen tegenover het postkantoor, op de hoek van de Gravenstraat”. Tien jaar later schrijft M. Boas (Amstelodamum, januari 1927) dat de postzegelliefhebbers zoveel overlast bezorgen bij het koffiehuis ter plekke, dat de politie moet ingrijpen. Er worden bomen geplaatst die de postzegelmarkt een beetje inperken en als dat niet werkt, verhuist de hele markt naar het plein voor de Beurs van Berlage op het Damrak. Hier komen de handelaars in conflict met straatventers en zij wijken dat jaar nog uit naar het pleintje op de Nieuwezijds Voorburgwal, “onder de bomen voor de Brederodeschool [op nummer 284, naast de Prinsenschool], tegenover het vroegere gebouw van Het Nieuws van de Dag”. In de oorlogsjaren wordt de markt ondergebracht in een zaal van de Brakke Grond in de Nes, maar in 1945 duikt hij weer op op het vertrouwde pleintje tussen Wijdesteeg en Rosmarijnsteeg.
In de naoorlogse jaren trekt de postzegelmarkt veel belangstelling, er komen zowel veel mensen die hun verzameling willen uitbreiden als mensen die zegels willen ruilen of verkopen. Dat het goede tijden zijn voor de postzegelhandel bewijst ook het grote aantal bezoekers dat in 1948 af komt op een tentoonstelling ter gelegenheid van het 50-jarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina, georganiseerd door de stichting Het Nederlands Postmuseum. Het publiek trekt in drommen naar modemagazijn Gerzon in de Kalverstraat, hoek Sint Luciënsteeg, waar op de tweede verdieping alle postzegels zijn uitgestald die in Nederland tussen 1898 en 1948 zijn uitgegeven.
De levendigheid rond de markt na 1945 is niet uitsluitend te danken aan de handel in postzegels, die ook in kleine winkeltjes rond het pleintje plaatsvind. Niet alleen komen er meer antiquariaten, cafés en kunstzaaltjes, maar op dit stuk van de Nieuwezijds, zo dicht bij het station en niet te vergeten het post- en telegraafkantoor, vestigen zich nagenoeg alle grote kranten. Het Parool, Trouw, De Telegraaf, de Volkskrant, Algemeen Handelsblad en (het kortst van allemaal, van 1945 tot 1950) De Waarheid. Journalisten, boekhandelaren en postzegelmensen zitten vele jaren broederlijk naast elkaar in café Scheltema, naast het Handelsblad-gebouw. Maar naarmate de drukpersen groter worden en het aantal auto’s in de stad toeneemt, verhuist de ene na de andere krant naar grotere panden aan de Wibautstraat, waar ze beter bereikbaar zijn. Midden jaren zestig vertrekken de eerste kranten (Het Parool en de Volkskrant), langzaam maar zeker gevolgd door de andere. Maar nieuwkomers zijn er ook in de jaren zeventig: in de voormalige Prinsenschool (circa 1910-1957) op Nieuwezijds Voorburgwal 282 komt het door Marijke en Sieto Hoving gestarte theater Tingel Tangel (sinds 1991 het Betty Asfalt Complex).
De hechte band die dit oude hart van Amsterdam heeft met postbezorging en berichtgeving is overigens veel ouder dan de vorige eeuw. De stad had al in 1395 bodediensten, met zogenaamde busdragende bodes voor brieven en roedragende, namens het gerecht. Er waren in 1568 bovendien vaste bodediensten op Antwerpen. Tot de Nieuwezijds Voorburgwal in 1884 werd gedempt, brachten beurtschippers ook poststukken en pakketpost mee uit Zuid-Holland naar dit deel van de stad, waar vele markten waren (waaronder op de plaats van huidige postzegelmarkt de bomen- en bloemenmarkt). Internationale postbezorging is heel lang een gebruikelijke neventaak geweest voor schippers van de grote vaart, die bij het paalhuis in het Damrak de poststukken ophaalden. Waar anders dan op de Nieuwezijds vestigden de Staten van Holland, die in 1748 de Posterijen overnamen van de particuliere postmeesters, het Generaal Postcomptoir? Op de hoek met de huidige Raadhuisstraat opende het Postcomptoir in 1755 zijn deuren in de voormalige Stadspaardenstal, die in 1854 werd vervangen door een nieuw gebouw van Cornelis Outshoorn. Sinds 1899 heette het officieel hoofdpostkantoor en was het gevestigd in de datzelfde jaar opgeleverde nieuwbouw (sinds 1992 winkelcentrum Magna Plaza). En koning Lodewijk Napoleon, onder wiens bewind de particuliere postdiensten zijn gecentraliseerd, begon zelfs in 1809 in het tot paleis verbouwde stadhuis van Amsterdam zijn eigen postkantoortje, onder leiding van commissaris H. Berghuis.
De postdiensten en koeriersbedrijven op de Nieuwezijds behoren inmiddels al weer vele jaren tot het verleden, net als de kranten. Alleen de postzegelhandelaars en –verzamelaars blijven trouw aan hun ontmoetingsplaats. “In tegenstelling tot de media is de postzegelmarkt nog in volle glorie aanwezig,” schrijft J.L.J. Meiners in 1981 in Ons Amsterdam.
“Iedere verzamelaar is per definitie ook een handelaar”
Op de postzegelmarkt droomt een mevrouw weg bij een collectie postfrisse (ongestempelde) zegels uit haar geboorteland Indonesië. Driehoekige, zeshoekige… Is dat Soeharto? De verkoper tuurt, maar blijft het antwoord schuldig.
Die fascinatie voor de afbeelding op de zegel en het verhaal dat erachter zit, kent mevrouw Lelie als geen ander. Als kind is ze al gaan verzamelen. “Gewoon, alles wat ik mooi vond. Zoals een kind spaart. Ik had vooral plezier in Zwitserland. Maar eigenlijk had ik van alle landen iets. En thema’s, motieven zoals padvinders, schepen, bloemen of Europa. Complete landen? Ja, wat is compleet. Als je een serietje koopt met alles, dan is de kick eraf. Het moest juist niet compleet zijn. Dat was trouwens ook niet op te brengen. Af en toe ging ik naar de postzegelmarkt of naar ruildagen in de Koopmansbeurs en later naar de Koningszaal van Artis. Daar ging ik naar toe om te ruilen wat ik dubbel had. Ik heb daar ook een keer wat verkocht, maar toen voelde ik me achteraf beduveld. Daarna heb ik mijn eerste catalogus gekocht, een tweedehands Yvert, om die zegels op te zoeken. En wat bleek: mijn gevoel klopte. Was ik toch getild.”
“Iedere verzamelaar is per definitie ook een handelaar,” zegt Piet van Rossum, voorzitter van postzegelvereniging Statuut 80 en al veertig jaar ‘in de postzegels’. Zijn club behoort met 250 leden tot de kleinste en meest actieve van de vijf verenigingen in Amsterdam, die onder meer zijn ontstaan bij Shell, De Nederlandsche Bank en het GEB. Meer dan tienduizend Nederlandse verzamelaars zijn aangesloten bij ruim 250 postzegelverenigingen in Nederland. “Wat je krijgt, verzamel je,” zegt Van Rossum. “Mijn hele familie verzamelt voor me. In de jaren zeventig was er veel moois: thema’s, tentoonstellingen, kaarten, brieven en luchtpost. Ik verzamel breed, heb rond de honderdduizend postzegels. Wat je te veel hebt, probeer je te ruilen. Verkopen staat niet in mijn woordenboek. Je wordt er ook niet rijk van, je krijgt doorgaans niet eens terug wat je geïnvesteerd hebt. Veel mensen scheppen graag op over hun verzameling; omdat ze hun leven lang verzameld hebben, denken ze dat het goud goed is. Ze zeggen tegen hun vrouw of hun kinderen: daar ligt een verzameling, daar wordt je schat- en schatrijk van. Het is lastig als je nabestaanden van zo’n verzamelaar moet vertellen, dat het niet veel voorstelt.”
Nee, verzamelen van postzegels, het ruilen en handelen is een echte hobby, een sport. Piet van Rossum windt zich dan ook op over de Nederlandse zegels die in oplages van vijf tot tien miljoen via de postkantoren verspreid worden. Dat drukt de waarde. Maar de mening van filatelisten is niet van levensbelang voor PTT-Post. Tenslotte komt maar vijf procent van de postzegels via filatelisten in omloop. “Ik blijf gewoon oude guldenzegels gebruiken en zegels van bijzondere emissies,” zegt hij koppig. “Ik stuur geen Beatrix! Aan niemand.”
Het leuke aan verzamelen is natuurlijk ook het contact met andere verzamelaars, die zoals Van Rossum aangeeft soms ook handelaar zijn. “Ik ging in de jaren zestig veel naar postzegelwinkeltjes op de Nieuwezijds Voorburgwal. Je had in de Gravenstraat bij het oude hoofdpostkantoor drie mooie zaken, nu is alleen nog de firma Jonen over. Ik ging meestal naar de tweede winkel, want die vroeg maar 60% van de cataloguswaarde. Er waren veel winkels in die tijd. Aan het eind van de markt zat Paridon, aan de overkant De Gelderse, verder Maurits en Willem Tieman, een echte handelaar. In de Spuistraat zaten vlak bij Hoppe twee postzegelzaken tegenover elkaar. Allemaal weg, net als de chique zaak van Ederzeel, naast Die Port van Cleve. In de Paleisstraat waren twee winkels en dan had je nog twee obscure pandjes in de Jonge Roelensteeg en een paar aan de overkant bij het Burgerweeshuis. Veel handelaren zaten in onmogelijk kleine winkeltjes, net hoerenkasten. Je moest je langs de halfopen deur naar binnen wringen en dan kon er niemand meer bij.” Van al die postzegelwinkels rond de postzegelmarkt zijn er nog maar een stuk of zeven over. Theo Peters (Nieuwezijds 252), Meijer (262), Tieman (300) en Jack Bulterman (302, hoek Rosmarijnsteeg). In de Gravenstraat zit nog Jonen en in de Rosmarijnsteeg naast elkaar Ariadne (van Martin en Leo Gerritzen) en de klassieke zaak van Kloek.
Zijn bij de echte speciaalzaken niet méér bijzondere zegels te vinden dan op de postzegelmarkt, misschien? “Ach, bijzonder is de zegel die je zelf niet hebt,” filosofeert Piet van Rossum. Voor echt kostbare zegels ga je niet naar de markt. Wat zijn dure zegels? “De driegaats roltanding à ƒ 1000 bijvoorbeeld, of de Wilhelmina van 7,5 cent waarvan er maar een paar honderd zijn gemaakt . En een echte unieke is natuurlijk die Zeeland-postzegel met de verkeerde tekst. Die hebben ze niet eens teruggehaald.”
Mevrouw Lelie heeft dergelijke unieke zegels niet in de aanbieding. Haar boeken bevatten de gangbare, niet zo dure zegels, die zo’n vijf eurocent kosten. “Als ik een waardevolle zegel van een paar honderd had, zou ik hem op de markt niet eens kwijt kunnen. Maar het ging mij nooit om het bezit, niet om de waarde ervan. Het was altijd een hobby, geen belegging. Vroeger was dat misschien nog mogelijk, maar toen het slechter ging met de economie, kelderden de zegels mee. Een kwarteeuw geleden is het een periode heel goed geweest. Als er vandaag een zegel uitkwam, wilde men hem gisteren al hebben!”
Dat is tegenwoordig wel anders, maar handelaren en verzamelaars op de markt reageren laconiek als over de toekomst wordt gepraat. “Het zal mijn tijd wel duren.” Alleen van Rossum blijft echt optimistisch. “De filatelie zit nu in het slop. Er is te weinig jeugd, dat is het. Er moet weer meer worden gepostzegeld . Ik ben en blijf een verzamelaar. Die ‘roltand’ komt er nog wel eens.”
Beeld: De postzegelmarkt aan de Nieuwezijds Voorburgwal, zd. Collectie Stadsarchief Amsterdam

Ontdek Ons Amsterdam
Wil jij alles weten over de fascinerende geschiedenis van Amsterdam?
Abonneer je
Delen: