Asterdorp: Heropvoeding met harde hand
Tussen 1926 en 1938 worden Amsterdamse ‘asocialen’ ondergebracht in inrichting Asterdorp. Onder het strenge toezicht van een woningopzichteres krijgen de ‘ontoelaatbaren’ een ‘heropvoeding’.
In de winter van 1927 klopt een ambtenares van de Woningdienst op de deur van Elandstraat 105, 1 hoog. Daar, in een kleine tweekamerwoning zonder meubels, woont het gezin Koeman: vader, moeder en zeven kinderen. Met z’n negenen delen ze twee bedsteden en een ledikant. De krotwoning wordt binnenkort gesloopt, en dus moet bepaald worden of de bewoners ‘betrouwbaar’ dan wel ‘asociaal’ zijn. In het eerste geval krijgt het gezin een goedkope gemeentewoning, in het tweede geval wordt het voor ‘heropvoeding’ naar Asterdorp gestuurd.
Over de situatie op Elandsstraat 105 is de ambtenares niet te spreken. In haar rapport noteert ze, onder het kopje ‘toestand van het gezin’: ‘Buitengewoon ruw en vernielzuchtig (...). Vrouw was bij bezoek niet thuis. Oudste jongen paste op de kinderen. Vreeselijke kinderen, die over schoorsteenmantel, tafel, bedden enz. elkaar achterna joegen. Twee jongens waren bezig met messen op de tafel te hakken.’ Het is duidelijk: de familie Koeman moet naar Asterdorp.
Deze zogenaamde ‘inrichting voor heropvoeding’ is dan net een jaar geopend. Het is het geesteskind van Arie Keppler, sociaal-democraat en directeur van de Gemeentelijke Woningdienst. In Asterdorp wil hij ‘wanbetalers, vervuilers en ruziemakers’ omvormen tot ‘rustige kalme bewoners’. Dat kan volgens Keppler het best met harde hand. ‘In zo’n complex moet in de eerste plaats tucht heersen,’ schrijft hij. ‘Tucht die van buitenaf opgelegd (...) langzamerhand moet overgaan in een innerlijke tucht, als gevolg van de verandering in wezen en denken.’
Gezinsrapport
Een verblijf in Asterdorp is tijdelijk – zodra de heropvoeding is voltooid, worden de bewoners overgeplaatst naar een gemeentewoning. Om dit te stimuleren mag Asterdorp vooral niet te ‘normaal’ worden. Het complex is met een muur van de stad afgesloten; om binnen te komen moet je door een poort. In de hele wijk staat geen boom of ander groen, alleen een zandbak voor de kinderen.
Woningen heten nadrukkelijk ‘verblijven’, en de huur, die wekelijks geïnd wordt, ‘vergoeding voor de verblijfskosten’. De straten hebben geen namen, maar nummers. ‘Opdat uit alles zal blijken, dat men woont in een tehuis, in een inrichting en niet in een normale woning,’ aldus een tevreden Keppler.
Op 28 februari 1927 betrekt het gezin Koeman verblijf nummer 60, een gelijkvloerse woning met vier slaapkamers en een ruime woonkamer annex keuken. Het is een vooruitgang ten opzichte van het donkere hok in de Elandsstraat, maar voor deze relatieve luxe betalen ze een prijs: hun persoonlijke, dagelijkse leven ligt plotseling onder een vergrootglas. Regelmatig komt de woningopzichteres controleren of de bedden zijn opgemaakt, of de kinderen schone kleding dragen en of het gezin wel op gezette tijden eet, aan een gedekte tafel. Is dat niet het geval, dan krijgen de bewoners een aantekening in hun gezinsrapport.
Daarin wordt namelijk minutieus bijgehouden hoe de Asterdorpers zich ontwikkelen. De woningopzichteressen zijn streng en bemoeizuchtig, en noteren zelfs de kleinste vergrijpen. Een stapel hout voor de deur, brutale kinderen – zelfs het eten van een boterham kan een afkeurende notitie opleveren. Zo noteert een woningopzichteres na een huisbezoek aan het gezin Viskoper: ‘Vrouw sneed een homp [van het brood] af, hapte er van en terwijl ze het boven op tafel legde, kloof de man er verder aan totdat zij het merkte, een aanmerking er over maakte, waarop hij het neerlegt en zij het verder netjes opeet! Hoogst achterlyk.’
Verder lezen? Dit artikel verscheen in ons februarinummer van 2023, dat is hier te bestellen.

Ontdek Ons Amsterdam
Wil jij alles weten over de fascinerende geschiedenis van Amsterdam?
Abonneer jeHeader: Zandbak in Asterdorp in 1934 / Stadsarchief Amsterdam
Delen: