Op een koude dag in februari 1931 ontmoetten vredesactiviste Rosa Manus en kunstverzamelaar Frida Kleiweg de Zwaan-Vellema elkaar op Manus’ kantoor op het Damrak. Samen zetten de feministes een adembenemende campagne op touw om fondsen te werven voor vrouwenrechten.
En dat was nodig. Er was in de jaren daarvoor in de vrouwenzaak weliswaar vooruitgang geboekt, en in de Verenigde Staten en veel West-Europese landen was het kiesrecht ingevoerd, maar Manus en Kleiweg wilden het vuurtje nog eens goed opstoken met propaganda voor gelijke lonen, recht op arbeid en handelingsbekwaamheid voor getrouwde vrouwen. Ook waren ze tégen de herbewapening. Een campagne kostte geld, en dat moest bij rijke, emancipatiegezinde burgers worden ingezameld. Die waren er ondanks de economische malaise ook in de jaren dertig nog genoeg.
Manus wilde samen met Johanna Goudstikker-Bray, vrouw van de beroemde kunsthandelaar, en Johanna Naber, vrouwenhistorica avant la lettre, een glorieus idee vormgeven: inkomsten genereren met een fancy fair (ze noemden het liever ‘voorjaarsmarkt’) in het gebouw van Arti et Amicitiae, en daarna een historische modeshow in het Stedelijk Museum in de geest van Maerlant's Spieghel Historiael uit de 13de eeuw –maar dan met heldinnen in plaats van helden. Met een gepeperde entreeprijs, prijsuitreikingen en een souper-dansant toe.
Canon van heldinnen
Het idee was van Goudstikker-Bray; historische vrouwen zouden zo voor het voetlicht worden gebracht en de Amsterdamse dames konden stiekem zelf schitteren op het podium. Naber was al sinds 1890 bezig met het vormen van een canon van historische heldinnen, dus de keuze van 39 vrouwen voor de revue was snel gemaakt. Ook het hoofdbestuur van de Nederlandse afdeling van de wereldbond reageerde positief, zeker ook omdat 10 procent van de inkomsten van het evenement voor de eigen kas was bestemd. Voor financiële zaken wonnen Manus en Kleiweg advies in van Clara Meijers, oprichtster van de eerste Vrouwenbank.
De administratie dijde steeds meer uit: de brandweer, de catering, kostuumdraagsters die protesteerden dat ze voor het souper moesten betalen – Manus en Kleiweg vroegen zich af of de dames soms vergeten waren dat zij hun schoonheid voor de propaganda en ‘ter stijving van de kas’ moesten inzetten! De giften stroomden gelukkig ook binnen. De afdelingen van de Vereniging voor Vrouwenbelangen en Gelijk Staatsburgerschap uit Groningen, Deventer, Nijmegen en Den Bosch leverden bijzondere producten en afgevaardigden voor de voorjaarsmarkt. Tijdens de markt droegen meisjes schorten met het logo van de wereldbond, en de slogan: ‘Laat vrouwen recht spreken!’
De historische modeshow borduurde voort op populaire tradities als het tableau vivant, historische optochten en het wassenbeeldenmuseum, waar verbeelding en aankleding het verhaal droegen. Theatrale voorstellingen waren de vroege feministen niet vreemd. Zo werd er in 1908 tijdens het internationale congres van de Wereldbond in Amsterdam al een toneelstuk over kiesrecht opgevoerd. Ook zijn er foto’s bewaard van vrouwenorganisaties die verkleed gingen in Volendamse klederdracht of het schilderij De Staalmeesters verbeeldden – met snor en al.
Eigengereide vrouwen van weleer
Met de Spieghel Historiael-revue presenteerden de voorvechtsters voor vrouwenrechten een feministische canon als alternatief voor de bestaande geschiedschrijving: deze historische vrouwen hadden verleden en heden mede gevormd en bepaald. De organisatoren van de avond zochten hun voorlopers in de eigengereide vrouwen van weleer, enerzijds om die vrouwen te verankeren in de geschiedenis, anderzijds om de verworvenheden te consolideren en verder uit te bouwen.
Kunsthistoricus Willem Vogelsang had de taak portretten van de gekozen heldinnen en passende achtergrondbeelden aan te leveren. Hij schoot maar niet op met het beeldmateriaal waardoor ‘de dames van den Spieghel’ niet wisten welke kostuums, kapsels en hoofdbedekkingen zij zich nou eigenlijk moesten aanmeten.
Ondertussen moest er ook gerepeteerd worden – dat hoefde gelukkig nog niet gepoederd en gekapt. Er was ook gesteggel om de rolverdeling: zo zag freule Dedel op het laatste moment af van de vertolking van Kenau. Gelukkig kon de Haarlemse mejuffrouw Serphos invallen, tegen een vergoeding: ze beloofde haar best te willen doen om Kenau Simonsdr. Hasselaar ‘gecultiveerd’ ten tonele te brengen. Serphos was weer familie van de Gerzons uit Haarlem, die ook confectiepoppen leverden waarop sommige historische kostuums na de voorstelling tentoongesteld werden, en per opbod verkocht.
De jury, die de kostuums beoordeelde op historische nauwkeurigheid en esthetiek, bestond uit gezaghebbenden uit de Amsterdamse kunstwereld, voornamelijk mannen, dat dan weer wel.
Jeanne d’Arc en Jacoba van Beieren
Op donderdag 28 februari 1931 om acht uur was het zover. In een sneeuwstorm hoopte een lange file auto’s zich op voor het Stedelijk Museum. De mondaine gasten kregen thee ingeschonken door bepruikte dames, waarna ze plaats namen in de tuinzaal op de gehuurde stoelen. Rosa Manus verwelkomde het publiek vanaf het opgebouwde podium, de lichten doofden en het paarse gordijn spleet. In de daaropvolgende twee uur bestegen de historische vrouwen één voor één het toneel, begeleid door verklarende verzen en muziek, die opklonken vanonder de palmen naast het podium. Na elke scène werden haastig rekwisieten gewisseld achter het gesloten doek en werd een nieuwe lichtplaat geprojecteerd op het achterdoek.
Het defilé opende met Mirjam, de zus van Mozes, slaand op een tamboerijn. Daarna kwam Penelope uit de Odyssee achter haar weefgetouw, die plaatsmaakte voor de Romeinse Cornelia, moeder van de Gracchen. Middeleeuwse heldinnen volgden, onder wie in ‘kostelijk gewaad’ Jacoba van Beieren, ‘omdat zij in moeilijken tijden Hollands kroon heeft gedragen’ zo lichtten de verzen haar plek in de Spieghel toe. Zij werd vertolkt door actrice Emma Morel, die als theaterdeskundige het organiserend comité had bijgestaan.
Na Jacoba verscheen de goudgeharnaste Jeanne d’Arc, een veelgebruikt symbool voor de kiesrechtfeministen (het publiek begon luid te klappen). Daarna kwam de Haarlemse Kenau, rood belicht tegen de achtergrond van de St. Bavokerk. De verzen verhulden niet dat de keuze voor deze krijgshaftige protestantse tot discussie had geleid:
Tegen deze figuur heeft de Jury geprotesteerd,
Maar meer medewerksters waren voor haar geporteerd
We besloten de kokende olie dan maar te vergeten
Bedenkend hoe zij vocht voor haar eer en vrijheid van geweten
Kenau kon niet op veel bijval rekenen. Een bezoekster schreef na afloop in een vrouwenblad: ‘Een vrouwenvereeniging, die de vredesgedachte propageert, had niet de strijdlustige Kenau moeten oproepen uit haar graf.’ Een andere schreef: ‘Ze vocht als een man. Maar is dat een compliment?’ Naber had aanvankelijk tégen Kenau geadviseerd, maar legde later uit dat ze haar mening had bijgesteld: ‘De noodzaak van de vredesprediking moest worden gemotiveerd door een herinnering aan den oorlogsgruwel.’
Gelijkheid en wereldvrede
Nadat het publiek was opgestaan om het Wilhelmus te zingen bij het optreden van Louise de Coligny (de vierde echtgenote van Willem van Oranje) en Maria Tesselschade lieflijk had gezongen, werd Anna Maria van Schurman – de eerste vrouwelijke studente – op het podium gelauwerd, ‘om haar welverdiende roem onder ons te doen herleven.’ Daarna stond Maria van Reigersberch met haar dienstmeid bij de geopende boekenkist, waarin Hugo de Groot schitterde door afwezigheid. Betje Wolff en Aagje Deken werden voorgesteld in een theekoepeltje tegen het Beemster landschap.
De Nederlandse theaterheldin Johanna Ziesenis-Wattier, gespeeld door de actrice Rika Hopper, maakte grote indruk op het publiek, evenals ontdekkingsreizigster Alexine Tinne, in amazonezit op haar paard. De Javaanse vrouwenrechtstrijdster Raden Adjeng Kartini kon ‘na haar warm pleidooi voor de ontwikkeling der inlandsche vrouw’ op een staande ovatie rekenen. Zij werd gevolgd door Sarah Bernhardt, ‘wier voorouders kwamen uit Amsterdam’, in haar sensuele rol van La Dame aux Camélias, gespeeld door Johanna Goudstikker-Bray.
Tegen het einde kwamen de vrouwen op, die voor gelijke rechten hadden gestreden. Eerst de Nederlandse Anna van Hogendorp en daarna Susan B. Anthony uit de VS. Niet álle vrouwen die het verdienden hadden een rol in de revue gekregen: Aletta Jacobs ontbrak, omdat het vermoedelijk ongepast moet hebben gevoeld om haar twee jaar na haar overlijden terug te laten keren van de dood.
Tot slot werd ‘de vierde wand’ doorbroken: de presidente van de Internationale Wereldbond Margery Corbett Ashby betrad het podium als zichzelf en sprak vurig over de idealen van gelijkheid en wereldvrede. Na een daverend applaus werden nog eindeloos dankwoorden uitgesproken en prijzen uitgereikt, waarna tot diep in de nacht gesoupeerd werd met de historische vrouwen in de stijlkamers van het Stedelijk Museum.
Archief
De fenomenale avond in het Stedelijk Museum was the talk of the town, werd breed uitgemeten in de kranten en zette historische vrouwen op de kaart. Ook de internationale vrouwenpers deed lovend verslag van het enorme bedrag van 750 pond dat ‘our Dutch members’ ondanks de economische crisis hadden vergaard: ‘Holland sets an example’.
Manus en Naber gingen door met het vastleggen van vrouwengeschiedenis: vier jaar later richtten zij samen met Willemijn Posthumus-van der Goot, Nederlands eerste vrouwelijke econoom, het Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging op. Hier werd het erfgoed van de vrouwenbeweging gedocumenteerd en bewaard voor toekomstige generaties. En ondanks tegenslagen is het IAV (nu Atria) daarmee doorgegaan.
Susanne Neugebauer en Tessel Dekker waren respectievelijk archivaris en beeldarchivaris van de IAV-collectie bij Atria. Susanne werkt in het basisonderwijs; Tessel is de online redacteur van Ons Amsterdam.
Header: De verklede dames drinken een kopje thee. V.l.n.r.: Louise de Coligny, Miriam (zus van Mozes), Anna Maria van Schurman, Betje Wolff, Harriet Beecher Stowe, Maria van Bourgondië en Madame Vigeé-Lebrun. Atria