‘Amsterdam heeft hedenochtend zijn eerste ervaring opgedaan met de moderne luchtoorlog. Te elf uur ’s ochtends dook eensklaps een Duitse bommenwerper uit de laag hangende wolken te voorschijn en liet een zware bom vallen ’ bericht Het Volk op 11 mei 1940. Eigenlijk dropt de Luftwaffe die Pinksterzaterdag maar liefst vier bommen van 250 kilo, waarvan er drie in het water van de Herengracht en de Blauwburgwal belanden. Het is een van de eerste bombardementen op Nederland in de Tweede Wereldoorlog.

De bom die wel raak is, veroorzaakt groot leed. Een huizenrij op de hoek van de Blauwburgwal met de Herengracht wordt verwoest, waarbij er 44 doden vallen, onder hen 29 mannen, 10 vrouwen, 4 meisjes en een jongen. Daarnaast vallen er 79 gewonden en raken velen getraumatiseerd. Fotograaf Cas Oorthuys van de Arbeiderspers is snel ter plaatse. Hij fotografeert hoe omstanders ontredderd proberen te redden wat er nog te redden valt. Vijf jaar na de oorlog worden Oorthuys’ foto’s gepubliceerd, ook deze foto is waarschijnlijk door zijn camera vastgelegd. Toch haalt deze tragedie de geschiedenisboeken lange tijd niet.

Pas zeven decennia later stuit vrijwilliger Fred Geukes Foppen van het project Amsterdamse Doodsoorzaken per toeval op de namenlijst met dodelijke slachtoffers. Foppen gaat op onderzoek uit en schrijft het boek Bommen op de Blauwburgwal. Foppens werk resulteert in landelijke aandacht voor een ramp die tot dan toe voornamelijk in de herinneringen van nabestaanden en ooggetuigen heeft voortbestaan. Er komt een jaarlijkse herdenking en in 2020 onthult oud-burgemeester Job Cohen een gedenksteen op de hoek van de Blauwburgwal met de Herengracht.