“Op de receptie was er gewoon geen doorkomen aan en onophoudelijk werden telegrammen, brieven en kaarten uit binnen- en buitenland aangebracht. De heer en mevrouw Schoevers glansden van genoegen”, schreef Het Vaderland op 4 januari 1938. Tijdens het zilveren jubileum kon niemand vermoeden dat de grensverleggende secretaresseopleiding zelfs de honderd zou halen. Maar in 2013 viert de Schoeversgroep toch echt haar eeuwfeest. Is er een betere feestlocatie denkbaar dan Amsterdam, waar het allemaal begon?De secretaresseopleiding waar Adolf Adriaan Schoevers zijn eeuwige roem aan te danken heeft, ging in 1925 van start en meteen al waren de ambities groot. De secretaresse was in de ogen van haar bedenker geen ‘eenvoudig tikstertje’ of ‘schoonheidskoningin’. “Haar noodzakelijke eigenschappen waren een allesoverheersende belangstelling voor het bedrijf, initiatief gepaard aan een groot verantwoordelijkheidsgevoel en een flinke dosis mensenkennis”, schrijft Francisca de Haan in Het geheim van de kantoorpraktijk (1993). De secretaresse moest de nieuwe supervrouw worden, die in stilte opereerde, maar ondertussen alle touwtjes in handen had en haar baas op elk moment ter zijde stond. Als vooropleiding werd vier of vijf jaar middelbaar onderwijs gevraagd.
De secretaresses in spé kwamen per fiets naar het nieuwe, statige gebouw in de Van Baerlestraat. Op zomerdagen als de ramen openstonden van de twee voormalige woonhuizen konden buurtbewoners de koffergrammofoon horen met charlestonmuziek of een zwierige wals. Leerlingen moesten plezier hebben in het onderwijs vond de grondlegger. Daarom werd er getypt op muziek, steeds sneller en precies op de maat van de stok waarmee de docent het ritme aangaf. Van lanterfanten kon geen sprake zijn. De eisen waren hoog. Je leerde blind en ritmisch typen volgens het tienvingersysteem. En wie een fout maakte, moest weer helemaal opnieuw beginnen net zo lang tot het helemaal foutloos ging. Soms tot jankens toe. Een leerling die slordig typte was immers voor haar kantoor niet veel waard.
Twaalf jaar eerder, in 1913, was Adriaan Schoevers begonnen met een huiskamerinstituut in het ouderlijk huis aan de Reguliersgracht 111. Lesgeven was hem met de paplepel ingegoten: zijn vader was hoofd van de naastgelegen Reguliersschool. Moeders salon diende als spreekkamer en het zijkamertje als leslokaal. De achttienjarige directeur was tevens de enige docent. In de avonduren gaf hij les aan jonge mannen in machineschrijven en stenografie ‘Systeem-Groote’ (genoemd naar de Amsterdamse uitvinder); al snel meldden zich ook vrouwen aan. Let wel: de eerste ‘secretaresses’ waren mannen. Het beroep van secretaris dat letterlijk geheimschrijver betekent gaat terug naar het oude Egypte waar de farao de notulen op papyrus liet opnemen. Behalve schrijfkunst was discretie de belangrijkste eigenschap die van deze notulisten gevraagd werd.

Gat in de markt

Tot 1870 werd de Nederlandse kantoorstoel bijna uitsluitend bezet door mannen. Maar de eisen van de economie begonnen het te winnen van de heersende opvatting dat kantoorarbeid niet in de lijn lag van de vrouwelijke aard, zoals dat bij opvoedende en zorgende beroepen in de verpleging en het onderwijs wel het geval was. De economische bloei in Nederland ging samen met een groeiende vraag naar kundig kantoorpersoneel. Tegelijkertijd kwam er steeds meer moderne kantoorapparatuur op de markt – kopieerpers, telefoon en typemachine – waarvoor nieuwe vaardigheden waren vereist, zoals vingervlugheid: handig bij het typen en nauwkeurig selecteren van systeemkaarten en formulieren. Een vaardigheid waarin vrouwen schenen uit te blinken. Bijkomend voordeel was dat ze zelden kostwinner waren en daardoor goedkoop. Zo kwam het dat de behoefte aan vrouwelijk personeel dat voor specifieke deeltaken geschoold was toenam en de traditionele mannelijke klerk langzaam uit beeld verdween.
Helemaal geruisloos ging de opkomst van jonge vrouwen op de werkvloer niet. “Directeuren vroegen zich bezorgd af waar het heen moest, als vrouwelijke lichtzinnigheid en vrouwelijke ijdelheid hun degelijke kantoren zouden binnendringen”, is te lezen in het door Schoevers uitgegeven Handboek voor de secretaresse (1952). En nog erger: “hoe zouden de mannelijke klerken in vrouwengezelschap het hoofd koel kunnen houden?”
Als íemand zijn hoofd koel hield, was het de jonge Schoevers die met zijn praktische kantooropleiding een gat in de markt ontdekte en dat als geen ander wist te benadrukken en te verkopen. Zelf had hij te weinig zitvlees en te veel organisatietalent om zijn dagen te slijten als brave bediende, maar hij had genoeg kantoorbaantjes versleten om te weten waar het ‘moderne kantoorwezen’ behoefte aan had. Hij zorgde er bovendien voor dat hij zelf ook up-to-date bleef. Zo sloot hij zich meteen in de begintijd al aan bij de Amsterdamsche Stenografenvereniging Steeds Sneller, waarvan Willem Drees de oprichter was. En in 1915 gaf hij zijn eerste stenografieleerboek uit.

Vrouw verovert kantoor

Zijn aanpak sloeg aan. Het aantal vakken, cursisten en vestigingen nam in recordtempo toe. Waren er in het cursusjaar 1913-1914 nog maar 64 deelnemers. Vier jaar later waren dat er al 1993. Schoevers verruilde de zijkamer van zijn ouderlijk huis in 1915 voor een pand in de Nicolaas Witsenstraat en ging daarna de stadsgrens over. Het aantal vestigingen groeide snel. Zelf stond hij in 1920 aan het roer van een nieuw filiaal in Den Haag; oud-leerling Henk van Brinkom werd toen leider van de Amsterdamse oerschool. Andere grote steden volgden en in 1935 ging Schoevers zelfs de landsgrens over met een opleiding in Nederlands-Indië. De grondlegger waakte daarbij streng over de uniformiteit van zijn instituten en zijn goede naam.
Het papiertje stond voor een solide basis en opende deuren naar “goede betrekkingen”. Het instituut bemiddelde en bemiddelt nog steeds in banen. “Met een Schoevers-diploma komt men door de wereld”, was een steeds terugkerende advertentieleus. Het imago van de vrouw op de kantoorvloer in kleinburgerlijke kringen had ondertussen ook een opmerkelijke kentering doorgemaakt. Paste een administratieve functie eerst niet bij de vrouwelijke aard. Nu was het dé functie om “volop vrouw blijven”. Zo hoefde ze bijvoorbeeld geen uniform te dragen waarvan de kans groot was dat “het haar misschien helemaal niet flatteert”, zo staat in het Schoevershandboek. Bovendien werkte ze in een beschaafde omgeving met gunstigere werktijden dan haar collega’s in bijvoorbeeld de horeca.
Tot in de jaren veertig had kantoorarbeid voor vrouwen iets glamoureus. Het stond symbool voor het toetreden tot het moderne sociale en economische leven en tot de wereld van de grote stad, schrijft De Haan. De woorden van journaliste Matty Vigelius, die net als een van de Schoeversdirecteuren mevrouw Lanen betrokken was bij de Bond van Vrouwen, onderstrepen dat. De vrouw veroverde het kantoor schreef ze in 1931. “Een heel legertje van vroolijke, vlotte meisjes rept zich ’s morgens per fiets of per tram naar de binnenstad. Opgewekte, lachende gezichtjes, vroolijke, coquette mutsjes en hoedjes, tintelende oogen, een prettige decoratie van de uit haar slaap ontwakende ochtendstad.”

Hardnekkige stereotypen

Dat klinkt als een soort Sex in the City avant la lettre, maar de praktijk was natuurlijk niet altijd even glamoureus. “Als ik ’s ochtends binnenkwam zaten de mannen er al en was het één groot rookhol”, weet Els Meurs (72) nog goed. “Het zag helemaal blauw met grijs. Ik rookte zelf niet en vond het vreselijk om daar ’s ochtends bij te moeten zitten.” Meurs groeide op met Schoevers. De tuin van haar ouderlijk huis grensde aan die van de school in de Van Baerlestraat waardoor ze zich de vrolijke muziek van Eddy Christiani nog goed kan herinneren die op zomeravonden door de ramen klonk. In 1957 volgde ze er een cursus typen en steno en ging aan de slag bij een accountantskantoor in de Lairessestraat en aansluitend bij IBM aan de Kostverlorenkade. “De verhoudingen waren redelijk gelijk en iedereen deed aardig. Het liefst vertaalde ik of maakte verslagen van vergaderingen. Het stencelen van rapporten was het vervelendste klusje. Daar kreeg je van die vieze inkthanden van.”
De stencelmachine, het carbonpapier, het waaierkaartsysteem: het zou er allemaal uitgaan. En terwijl in de jaren tachtig de Remington langzaam werd vervangen door de personal computer, verschoven de functie-eisen voor de secretaresse van grondige kennis van steno, machineschrijven en dienstbaarheid naar waarden als zelfwerkzaamheid, time-management en stressbestendigheid. Ondanks die veranderingen bleef het stereotypebeeld van de koffiezettende en bloemschikkende goed gehumeurde tikdame hardnekkig overeind en zorgde voor een populariteitsprobleem. Tot 1940 behoorden kantoorbanen tot de beste functies die vrouwen konden bereiken. Maar toen meisjes ook piloot en soldaat konden worden en feministes van het eerste en tweede uur op hun zeepkist gelijke rechten scandeerden, werd het beroep van secretaresse als te rolbevestigend gezien. De goede fee was een tuthola geworden met een plooirok aan. De eerste verkiezing voor Secretaresse van het Jaar werd in 1985 gehouden om het beroep te promoten.

Meer op de voorgrond

De huidige directeur van de Schoevers Groep, Joyce Steenveld, gekleed in een stoere zwartleren jurk, heeft waarschijnlijk nog nooit een plooirok aan gehad. Volgens haar vormen feminisme en de secretaresse geen vloekende combinatie. “Schoevers heeft bijgedragen aan de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt. Hij initieerde beroepsopleidingen voor ‘typisch vrouwelijke’ beroepen en reageerde op de groeiende vraag naar handelsonderwijs. Een diploma stond gelijk aan een baan en gaf veel vrouwen financiële zelfstandigheid.”
Na de dood van Adriaan Schoevers op 15 mei 1965 volgden er veel directeuren en kwamen er steeds meer concurrenten bij. In 1992 nam het uitzendbureau Content van Sylvia Tóth Instituut Schoevers over. De bijna honderdjarige is inmiddels geen marktleider meer, maar een middelgrote aanbieder van mbo- en hbo-opleidingen met zes verschillende vestigingen in Nederland, een hoofdkantoor in Houten en gemiddeld 500 voltijdstudenten per jaar. Ook het beroep veranderde. De uitvoerende secretaresse is door de opkomst van computers en sociale media aan het verdwijnen. “Ze wordt een co-manager, een tweede piloot, die adviseert en faciliteert. En wat ons betreft mag ze nog mondiger worden, nog meer op de voorgrond treden.”
Maar niet alles is veranderd, benadrukt de directeur. Het erfgoed van de oprichter wordt nog steeds gekoesterd. In de hal van het hoofdkantoor hangt een grote banier met een zwart-witfoto van de grondlegger naast een stralende jonge vrouw met mobiele telefoon. “Als je een Schoeversdiploma had, werd bij een sollicitatie niet verder gevraagd. Het was de norm. Dat is nog steeds zo. Ik besef ook wel dat het een kostbare, particuliere opleiding is die niet iedereen zich kan veroorloven, maar wij bieden veel meer lesuren en begeleiding dan een gemiddelde opleider. Studenten moeten keihard en gedisciplineerd werken voor hun papiertje. Niemand wil hier voor de ander onderdoen. Iedereen wil presteren en dat ziet de arbeidsmarkt.”

‘Ik haal de foute d’s en t’s zo uit stukken’

“Het was avond na avond buffelen”, weet Claudia van der Weyden (56) nog die in 1974 de eenjarige opleiding voor directiesecretaresse volgde in Amsterdam. “We hadden les tot een uur of vier en daarna zat ik nog wel vier uur boven mijn huiswerk. Het was veel oefenen. Zeker dat steno in het Frans, Duits en Engels was gruwelijk. Als je je huiswerk niet deed werd je weggestuurd.”```
Nadat ze het Barlaeus Gymnasium had gedaan en geen besluit kon nemen, moedigde haar moeder haar aan een jaar Schoevers te doen. “‘Dan heb je een degelijke opleiding’, zei ze, ‘waarmee je je brood kan verdienen en je hand niet hoeft op te houden.’ Samen met een vriendinnetje ging ik er heen. Twee keurige meisjes uit het centrum en Amsterdam-Zuid.”
Meteen al op de eerste dag had Van der Weyden het gevoel dat ze terug in de tijd ging. “Op het Barlaeus werd met het Rode Boekje voor scholieren gezwaaid en hasj gerookt in de klas. Maar op Schoevers was van die revolutie weinig te merken. Het had iets van een kostschool. Er waren al wat oudere docenten die nog met het rode potlood werkten en er was sprake van een zekere orde en tucht. Iedereen hield zich aan de regels.” Maar hilariteit en een hoog giechelgehalte waren er ook. “In mijn klas zaten alleen maar meisjes. Ik herinner me nog die keer dat er een jongen op de trap stond. Net als bij een popconcert gilden we het uit.”
Het waren allemaal nette meisjes. Je hoefde maar naar de hoogte van het cursusgeld te kijken om te weten dat Schoevers zich in eerste instantie richtte op de elite. Later volgden ook meisjes uit de kleine burgerij en middenstand. “En als je geen net meisje was, werd je dat wel. We droegen plooirokken, parelkettingen en waren net gekapt. Niemand wilde uit de toon vallen. Dat leerden we ook: niet boven het maaiveld uitsteken en niet voor elkaar onderdoen. Ik voelde me er wel thuis. We vormden een hechte klas en wat ik daar leerde, nam ik mijn hele verdere leven mee. Ook in de managementfuncties waar ik in terecht kwam. Ik typ als de beste en haal de foute d’s en t’s zo uit stukken. Ik heb een Schoeversoog.”

Met dank aan Anne van der Weijden, Yvonne Simons, Carmen Breeuwer