De 43-jarige Amsterdamse schilder Cornelis de Kruijf (1774-1828) moet in de zomer van 1817 vaak de trappen beklommen hebben naar het topje van de Haringpakkerstoren. Hij had namelijk opdracht gekregen een panorama te schilderen van het uitzicht vanaf die toren.
De Haringpakkerstoren die in 1829 is gesloopt, stond aan het IJ op de hoek van het Singel en de Haringpakkerij, zoals toen het stuk Prins Hendrikkade tussen het Singel en de Martelaarsgracht heette. Daar werd eeuwenlang de haring gezouten en gekuipt. De Kruijf moet bovenop de middeleeuwse vestingtoren in de open lucht hebben zitten tekenen, onder de in 1813 aangebrachte, opengewerkte kap, die de oude spits van Hendrick de Keyser uit 1607 verving. De schetsen die De Kruijf er maakte, werkte hij uit tot vier gedetailleerde voorstudies die samen een volledig panorama van 360o vormen.
Een panorama vormt in zijn geheel een volledige cirkel en het was het illusionisme van de schilderingen dat de toeschouwer het gevoel gaf dat hij zelf aanwezig was bij de vertoonde taferelen. Het fenomeen heeft zijn oorsprong in Engeland, waar in 1791 Robert Barker (1739-1896) het eerste panorama schilderde. Panorama’s werden al snel populair in heel Europa. Ook in Amsterdam verrezen speciale panoramagebouwen of rotondes, zoals de gebouwtjes destijds werden genoemd. Geliefde onderwerpen waren stadsgezichten en landschappen, en historische gebeurtenissen, zoals beroemde veldslagen.
Sinds Robert Barker het genre introduceerde, zijn er wereldwijd zo’n 300 panorama’s geschilderd en in omloop gebracht. Bijna geen een daarvan overleefde de tand des tijds. De doeken waren te kwetsbaar voor de verhuizingen die zij moesten ondergaan: de loodzware schilderingen met een oppervlakte van honderden vierkante meters, moesten telkens worden afgenomen, opgerold, vervoerd en ten slotte weer in een ander panoramagebouw geïnstalleerd. De doeken hadden hieronder zo te lijden, dat ze in de nieuwe behuizing altijd moesten worden opgeknapt en bijgeschilderd om ze weer presentabel te maken. Toen de populariteit van de panorama’s in de 20ste eeuw begon af te nemen hebben de meeste doeken, onherkenbaar opgerold, een roemloos einde gevonden. Er zijn er nog maar zo’n twintig bewaard gebleven. Zo zijn in Den Haag het Panorama Mesdag uit 1881 en in Waterloo De slag bij Waterloo uit 1912 nog steeds - in hun oorspronkelijke behuizing - te bezichtigen.
In het algemeen wél overgeleverd zijn de brochures die bij de vertoning van de panorama’s werden uitgegeven. Ze bevatten meestal een historische inleiding en een uitvouwbare gegraveerde oriëntatietafel met nummertjes bij de belangrijkste bezienswaardigheden en een verklarende lijst. Ook andere overgeleverde getuigenissen in woord en beeld geven een indruk van de panorama’s van weleer.
Vier Amsterdamse panorama’s
Amsterdam is vier keer het onderwerp van een panoramaschildering geweest, alle vier vervaardigd tussen 1804 en 1829.
In 1804 schilderde de Franse panoramaschilder en een van de pioniers op dit gebied, Pierre Prévost (1746-1823), het eerste panorama van Amsterdam. Het stelde de stad voor in de winter met versgevallen sneeuw, gezien vanaf de Montelbaanstoren. Nadat het in Parijs tentoongesteld was geweest, werd het in 1806 vertoond in een door boekhandelaar en uitgever Pieter Johannes Uylenbroek geëxploiteerde rotonde op de Botermarkt (het tegenwoordige Rembrandtplein). Dit panorama kennen we uit de bewaard gebleven brochure, maar ook uit het dagboek van Christiaan Andriessen (1775-1846). Hij maakte een tekening van het panorama met de notitie: “18 julij (1806) Panorama van Amsteldam geschilderd door Prevost te Parijs, zijnde een winter standplaats genomen in de Montalbaans toorn. hy heeft 5 weeken besteed om te teekenen op 40 grosjes papier en heeft het te parys in 4 maanden tyd geschilderd. ’t zelve was uitmuntend fraai.” Andriessen, die gefascineerd was door illusionistische weergaven van de werkelijkheid maakte in 1842 een eigen tafelmodelpanorama, waarvan de schets bewaard is gebleven.
In 1805 nam Uylenbroek, na het inspirerende voorbeeld van Prévost, het initiatief om een panorama van Amsterdam te laten schilderen door Nederlandse kunstenaars: de stad, gezien vanaf de tweede omgang van de Oude Kerkstoren op ongeveer 60 meter hoogte. De Dordtenaar Andries Vermeulen (1763-1814) was met het werk begonnen, maar om onbekende redenen werd het afgemaakt door de Amsterdamse landschapsschilder en graficus Cornelis de Kruijf (1771-1854) en de eveneens uit Amsterdam afkomstige landschaps- en behangselschilder Willem Uppink (1767-1849). Hoewel dit panorama een jaar na dat van Prévost ontstond, werd het eerder in Amsterdam tentoongesteld. Het was namelijk al in 1805 te zien in een rotonde die Uylenbroek naast de Leidse Poort had laten opstellen.
Het duurde tot 1818 voordat opnieuw een Panorama van Amsterdam werd tentoongesteld, dit keer met een uitzicht vanaf de Haringpakkerstoren. De makers Cornelis de Kruijf en Wijbrand Schaap (ca. 1766-1821) worden in de bijbehorende brochure geïntroduceerd respectievelijk als stadsschilder en als scheepsschilder. De Kruijf mag dan bij de uitvoering, voor wat betreft de schepen, geassisteerd zijn door Willem Schaap, de voorstudies zijn geheel en al van de hand van De Kruijf. Het panorama werd tentoongesteld in een rotonde op het Leidseplein, tegenover de Schouwburg. Het initiatief en de exploitatie van dit panorama was in handen van de energieke boek- en prenthandelaar en uitgever Evert Maaskamp, die een zaak had op de Kalverstraat. Tot voor kort was deze panoramaschildering bekend van twee afbeeldingen, een gravure in de brochure en een tekening van Gerrit Lamberts (1767-1850): hij tekende enkele toeschouwers die vanaf het platform het panorama vanaf de Haringpakkerstoren bewonderen.
Ten slotte schilderde de Engelse landschaps- en panoramaschilder Robert Burford (1792-1861) in 1829 een panorama van Amsterdam, gezien vanaf de Nieuwe Stadsherberg in het IJ. Hij maakte zijn schetsen voor een schilderij dat in 1830 vertoond werd in een panoramagebouw te Londen, waarvan hij zelf de exploitant was. Voor zover bekend is het nooit in Amsterdam te zien geweest.
Weinig schaduw, veel drukte
De in kleur uitgewerkte voorstudies van De Kruijfs Panorama vanaf de Haringpakkerstoren, die nu zijn op gedoken in de collectie van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap (KOG), bieden ons voor het eerst een goed beeld van dit panorama of algezicht, zoals de officiële Nederlandse benaming luidde. De tekeningen waren eerder eigendom van Gerard A. Heineken (1841-1893). Hij heeft ze in 1886 overgedragen aan het Genootschap.
Het panorama toont de huizen aan de Haringpakkerij (nu Prins Hendrikkade), en de uitstallingen van handelswaar op de kade, van tonnen haring tot geschut. Rondom de Haarlemmersluis is levendig verkeer, er wordt in roeibootjes vis aangevoerd en op de kant staan marktkramen. Op het stuk Prins Hendrikkade dat toen het Droogbak heette, wordt melk uit Noord-Holland aangevoerd en verhandeld. Verderop liggen de Houttuinen. De stad strekt zich uit zover het oog reikt met een skyline vol torens en molens. Verder naar rechts ligt het IJ, vanaf het Westelijk tot het Oostelijk Havengebied met zijn scheepswerven. In het IJ liggen talloze schepen, vele steigers en palenrijen, allerlei houten huisjes en de Nieuwe Stadsherberg uit 1662. Aan de overkant ligt het oude Tolhuis en tekenen zich de torenspitsen van Noord-Hollandse dorpen af.
De Kruijf legde de omgeving vast, naar de schaduwen te oordelen, omstreeks het middaguur van een zomerse dag. In de brochure van het Panorama van Amsterdam, gezien vanaf de Oudekerkstoren uit 1805, waar De Kruijf ook aan meewerkte, worden de twee voordelen van dit tijdstip genoemd, zoals goed licht met weinig schaduwpartijen en grote levendigheid en drukte: “eerstelyk, vermits de schaduwen veel korter zijn dan vóór of ná dien tijd, en de voorwerpen van alle kanten bygevolg door genoegzaam evenveel licht beschenen worden, winnen dezelven daardoor aanmerklyk veel in duidelykheid; en ten anderen, vermits op dien tijd van den dag in die oorden, welken het digst onder het bereik van het oog vallen, de grootste drokte plaats heeft, hadden de kunstenaars gelegenheid om de stoffaadje zo ryk en levendig te maken, als de natuur en hunne genie met mogelykheid opleverden”.
De voorstudies geven een schitterend overzicht van Amsterdam tijdens het jonge koninkrijk van Willem I. Door de grote detaillering vormen zij een waardevolle bron voor verder onderzoek naar de fysionomie van de stad in die periode.
De Kruijf tekende het panorama een paar jaar na de nederlaag van de Fransen bij Waterloo, die het einde betekende van de Franse bezetting in Nederland. Een tijd dus van heroriëntatie. De glorie van de 17de eeuw was allang voorbij en de nieuwe tijd van stoomkracht en industrialisatie zou zich pas in het tweede kwart van de 19de eeuw manifesteren. In feite schilderde De Kruijf een stadsbeeld dat anderhalve eeuw lang onveranderd was gebleven. De gebouwde omgeving dateert grotendeels uit de Gouden Eeuw, alleen wat er in de stad omging was wezenlijk veranderd. De bevolking leed nog onder de druk van het continentale stelsel en de Franse overheersing. Het best is dat te zien aan de haven, waar wel veel zeilschepen liggen, maar geen grote zeeschepen. De IJhaven had in deze tijd veel last van dichtslibbing, waardoor schepen alleen moeizaam met behulp van scheepskamelen de stad konden bereiken. In 1818 liepen slechts 1800 schepen de haven binnen, een grote neergang ten opzichte van 1814. Het was een slappe tijd, maar er gloorde hoop. In de periode dat De Kruijf aan zijn panorama begon waren er vergevorderde plannen voor een nieuwe verbinding met zee via het Noord-Hollands kanaal. In 1819 werd met graven begonnen en vijf jaar later kon het kanaal in gebruik worden genomen. Ook moesten de Westerdoks- en Oosterdoksdijk nog aangelegd worden, een groots werk in de strijd tegen de dichtslibbing, dat in 1834 gereed zou komen.
Nationale trots
Het initiatief van de ondernemende boekhandelaar Maaskamp om dit panorama van Amsterdam en zijn haven te laten maken, komt waarschijnlijk voort uit een optimistische toekomstvisie en kunnen we opvatten als een vorm van propaganda: de hoop op een goede toekomst of zelfs op een herleving van de voorspoedige Gouden Eeuw. Had niet de staatsman Van Hogendorp in zijn Oranje-Boven-proclamatie van 1813 verklaard: “De zee is open; de koophandel herleeft”? Het panorama bevestigt de nationale trots, een bewijs van groeiend zelfvertrouwen. Amsterdam was per slot van rekening sinds 1814 ook officieel de hoofdstad van Nederland…
Het Panorama vanaf de Haringpakkerstoren werd in 1818 tentoongesteld op het Leidseplein in een eenvoudige rotonde die Maaskamp in 1816 had laten oprichten. Gerrit Lamberts tekende het panoramagebouwtje in 1817: een rond, houten gebouwtje van 7 meter hoog en 17 meter doorsnede. In de brochure die bij het openingspanorama De slag bij Waterloo in 1816 verscheen, gaat Maaskamp in op de symbolische versieringen die refereren aan de Franse overheersing en de onafhankelijkheid erna: “Het Panorama, tegen over den Schouwburg op het Leidsche Plein, vertoont uitwendig den Tempel des Roems. Op den top van het flaauw zamenloopend dak van deze Rotonde, […] praalt het gevleugeld Beeld der Overwinning. Zij houdt in de eene hand het zwaard ter verdediging van Vaderland en Koning, in de andere hand de Krans, door haar in den roemrijken strijd van Waterloo verworven. In het vertrouwen op de veiligheid der dierbare panden, die zij heeft beschermd, en op het behoud van haren roem, rust zij met heldengrootheid op haar schild, waarover de Leeuwenhuid gehangen is en waartegen de Knods der Sterkte rust, die het monster van overweldiging en dwingelandije heeft geveld, hetgeen onder haren voet vertreden ligt. Het regtschapen vaderlandsche hart, door haar ten tempel ingetrokken, gevoelt de volle waarde van dezen grootschen stand, daar de Schimmen van eenen Maurits en Frederik Hendrik schijnen te verrijzen in den Tempel, om er elken Nederlander als eenen echten naneef uit den ouden heldenteelt welkom in de heeten.”
Hetzelfde gevoel van nationale trots dat uit deze tekst spreekt, vormde ongetwijfeld voor Maaskamp de aanleiding om – na het vertrek van de Fransen – een nieuw panorama van Amsterdam te laten maken. Dat hij vervolgens zijn keuze op Cornelis de Kruijf liet vallen ligt voor de hand. De Kruijf was een bekend schilder van landschappen en stadsgezichten. En door zijn medewerking in 1805 aan het Panorama van Amsterdam vanaf de Oude Kerkstoren en in 1816 aan het panorama De Slag bij Waterloo was hij een geoefend panoramaschilder. Van zijn werk is tegenwoordig niet veel terug te vinden. Het Gemeentearchief Amsterdam bezit een mapje met gravures van Amsterdam en omgeving waar De Kruijf aan meewerkte, in 1825 uitgegeven door Fr. Buffa & Fils onder de titel Vues choisies d’Amsterdam et ses Environs, Dessinées d’apres nature par C. de Kruyf et autres artistes. Ook maakte hij, in opdracht van verschillende uitgevers, lesmateriaal voor aankomende kunstenaars. In het Rijksprentenkabinet bevindt zich een verzameling litho’s onder de titel Landschappen tot voorbeelden voor Ionge Kunstoeffenaren evenals een serie litho’s met boerenstillevens, waarschijnlijk voor hetzelfde educatieve doel. Verder maakte hij meerdere schilderijen van Amsterdamse stadsgezichten en tekeningen van Soestdijk en Het Loo. Het is verleidelijk om te denken dat hij die laatste twee opdrachten te danken had aan zijn inmiddels gevestigde vaderlandslievende en koningsgezinde reputatie. Los daarvan had De Kruijf zich in 1817 met het Panorama van Amsterdam vanaf de Haringpakkerstoren natuurlijk ook bewezen als de meest ervaren panoramaschilder in ons land.
Drs. E. Wouthuysen is kunsthistorica. Zij werkt aan een publicatie over het Panorama in de Plantage.
Literatuur
Annemiek Hoogenboom ‘Het getekende dagboek van Christiaan Andriessen en de fotografie’, Maandblad Amstelodamum 84, 1 (jan/feb 1997), p. 4-14.