De aanleg van de Afrikahaven stuitte op fel verzet van de bewoners van het kunstenaarsdorp Ruigoord. Het romantisch-anarchistische dorp in de Houtrakpolder (tot januari 1997 behorend bij de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude), zal straks uitsluitend werkterrein zijn: de huizen en de kerk mogen alleen nog in gebruik blijven als atelier of bedrijfsruimte. De bewoners hebben lang strijd geleverd, maar vergeefs. Bijna een jaar na de overdracht van het gebied aan de gemeente Amsterdam werd begonnen met de graafwerkzaamheden. Een stevige en langdurige klus, want de insteekhaven is vooral een gigantisch bassin van 1900 meter lang en 15 meter diep. Het maakte het project uitermate interessant voor archeologisch onderzoek, want op die diepte komt de toplaag bloot van het pleistocene zand.
De bodemlaag uit het Pleistoceen is hier afgezet tijdens de verschillende ijstijden die deze geologische periode kenmerken. In de Saale-ijstijd (250.000-130.000 v. Chr.) waren grote delen van Noordwest-Europa bedekt met sneeuw en ijs. Ook het noordelijk deel van ons land was tot de lijn Zandvoort-Nijmegen bedekt met een dik pakket ijs. De laatste koude periode (van circa 110.000 tot 10.750 jaar geleden), die onze streken in haar ban kreeg, was de Weichsel-ijstijd. In dat tijdperk leefden in onze contreien onder meer de mammoet, de wolharige neushoorn en het reuze edelhert. Tegenwoordig rekent men de Noordzeebodem (tussen IJmuiden en Lowestoft) tot een van de rijkste vindplaatsen van mammoetfossielen ter wereld. Maar ook dichter bij huis zijn vondsten gedaan: bij het graven van havenbekkens in Amsterdam-Noord en bij de aanleg van de IJtunnel en de Schipholtunnel zijn mammoetkiezen en -botten en twee complete schedels van wolharige neushoorns aangetroffen.
We mochten er dus wel een beetje van uitgaan dat we tijdens ons onderzoek in de Houtrakpolder, bij de Afrikahaven in wording, zoogdierresten uit de laatste ijstijd zouden vinden.
Het Oer-IJ
De Houtrakpolder is een van de tien polders aan weerszijden van het Noordzeekanaal, die tussen 1870 en 1873 zijn aangelegd in het stroomgebied van het vroegere Oer-IJ. Dat Oer-IJ heeft zich gevormd in het Holoceen, de geologische periode waarin wij nu leven en die zo’n 12.000 jaar geleden begon.
In het Holoceen werd het huidige Noord-Holland meerdere malen overspoeld door de zee, waarbij dikke kleipakketten werden afgezet. Die aanwas van klei stopte toen door de groei van strandwallen de kustvlakte gedeeltelijk afgesloten raakte van de zee. Die strandwallen belemmerden echter tegelijkertijd de afwatering van rivieren in zee, waardoor de Hollandse kustvlakte drassiger werd, maar door het zoete water ook meer begroeid. Hiermee werd de basis gelegd van een uitgestrekt veenlandschap achter de duinen.
Tussen de strandwallen en de oude duinen lag hier en daar nog wel een zeegat, dat een opening bood naar zee. Een van die zeegaten lag iets ten noorden van Haarlem. Via deze weg wist de noordelijke Rijntak (de latere Utrechtse Vecht) zich door het Hollandse veenlandschap een weg te banen naar zee. Deze veenstroom werd steeds breder en groter en vormde het latere Oer-IJ.
De natuur raasde voort. Door winderosie en golfslag verplaatste het zeegat bij Haarlem zich vanaf het huidige IJmuiden via Castricum richting Egmond. Rond het begin van onze jaartelling had zich in dit zeegat zoveel zand opgehoopt, dat het grotendeels was dichtgegroeid. De invloed van de zee op het directe achterland werd daardoor beperkt. Maar in het noordelijk deel van Noord-Holland nam de invloed van de zee via het Marsdiep en het Zwin juist toe. De zee sloeg voortdurend veen weg en er ontstonden grote plassen in Noord-Holland zoals de Purmer, de Beemster en de Heerhugowaard. Andere plassen groeiden aaneen, waardoor het Almere werd gevormd (een groot binnenmeer dat de Romeinen het Flevummeer noemden en dat veel later de Zuiderzee zou gaan heten). Het Oer-IJ stond in directe verbinding met het Almere en door getijdenwerking vond langs de oevers veel veenafslag plaats. Zo werd het Oer-IJ geleidelijk een open water met enkele veeneilanden. Ruigoord is een van deze eilanden en is daarmee een overblijfsel van het oorspronkelijke Hollandse veengebied, dat zich achter de duinen over heel Noord- en Zuid-Holland heeft uitgestrekt.
Hoge verwachtingen
Rond het vroegere Oer-IJ zijn al vele voorwerpen en sporen gevonden uit de ijzertijd, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen. Voorwerpen uit de ijzertijd zijn bijvoorbeeld gevonden in Assendelft, Krommenie, Uitgeest, Schagen en Haarlemmerliede. De Romeinse muntvondsten in Noord-Holland volgen eveneens het spoor van het stroomgebied van het Oer-IJ. Munten uit de Romeinse tijd zijn ook op Amsterdams grondgebied gevonden en we vermoeden dat deze te koppelen zijn aan het in 16 na Chr. gestichte Romeinse fort met uitgebreide havenwerken langs een zijarm van het Oer-IJ ter hoogte van het huidige Velsen.
Van grote betekenis zijn verder de scheepsvondsten die gedaan zijn in de omgeving van het Oer-IJ. Door de conserverende werking van de klei van het voormalige IJ zijn deze vaak van zeer goede kwaliteit. Zo werd in oktober 1974 bij Buitenhuizen, vlak bij de huidige Afrikahaven, een scheepje gevonden. Het was gemaakt van een uitgeholde boomstam en opgehoogd met verschillende boorden. Het vaartuig is gedateerd tussen 1050 en 1175 en vermoedelijk gemaakt en gebruikt door boeren die de venen rond het waterrijke Amsterdam en omgeving hebben ontgonnen.
Gezien de eerdere vondsten hadden we goede hoop bij de Afrikahaven interessant materiaal aan te treffen. De afgelopen drie jaar hebben archeologen het terrein regelmatig bezocht en dat heeft enkele aardige bevindingen opgeleverd. Ook is er een prachtige vondst gedaan.
We kunnen aannemen dat dit gebied in het Neolithicum en de Bronstijd en ijzertijd waarschijnlijk onbewoonbaar was. Het was er vermoedelijk veel te nat: bij het bodemonderzoek zijn geen zandruggen of lage duintjes aangetroffen waarop leven mogelijk was. Wel zijn in het veen een aangepunt paalfragment en een vuursteenschraper gevonden uit het Laat-Neolithicum, wat erop duidt dat in deze streek in een ver verleden wel mensen actief zijn geweest. Ze hebben zich hier in ieder geval niet gevestigd.
Uit het bodemonderzoek is ook gebleken dat de Romeinen, die het Oer-IJ als vaarweg hebben gebruikt, niet ter hoogte van de Afrikahaven hebben gevaren. We hebben namelijk veel veen in oorspronkelijke opbouw aangetroffen en daaruit mogen we opmaken dat de diepe geul uit de Romeinse tijd ter hoogte van het Noordzeekanaal heeft gelegen, of nog noordelijker.
Na het onderzoeken van de afgegraven bovenliggende zand-, klei- en veenpakketten, begon een tweede fase van het archeologisch onderzoek. Nadat het aangelegde bassin onder water was gezet, werd het met een cutterzuiger tot een diepte van 15.50 meter onder nap leeggezogen. Het vrijgekomen zand werd gebruikt om het omliggende, toekomstige haventerrein op te hogen. In dit zand zouden we mogelijk resten van pleistocene zoogdieren kunnen aantreffen.
In het voorjaar van 2000 startten we onze bezoeken aan het opgespoten terrein, te beginnen aan de oostzijde van het bassin. Het grootste deel van het zand op het terrein kwam van te geringe diepte om pleistoceen materiaal te bevatten. Op enkele plekken waren brokken basisveen zichtbaar. Daar waar lopen in dit drijfzand verantwoord was, zijn met name deze lokaties nauwkeurig bekeken, omdat de kans dat hier pleistoceen zand met zoogdierresten mee naarboven waren gekomen het grootst was. Het zoeken werd niet beloond. Ook navraag bij grondwerkers die werkzaam waren op het terrein leverde in eerste instantie niets op. Pas in november werd een fragment van een mammoetslagtand uit het opgespoten zand geborgen. De tand is duidelijk beschadigd tijdens de tocht door de persleiding, maar we koesteren hem: de oudste vondst uit de Afrikahaven.
Drs. J.A.G. Veerkamp werkt bij de afdeling Archeologie van de dienst Amsterdam Beheer.
Het onderzoek bij de Afrikahaven door de archeologen van de dienst Amsterdam Beheer kon mede worden uitgevoerd door financiële ondersteuning van het Gemeentelijke Havenbedrijf.
Een uitgebreid wetenschappelijk verslag van het archeologisch onderzoek bij de Afrikahaven is binnenkort te raadplegen in het gemeentearchief en de universiteitsbibliotheek.