Fanatieke boekenlezers zijn mijn beste vrienden. Vaak stel ik ze de vraag hoeveel boeken ze lezen. Drie tot vier per week! Dat red ik geenszins. Eén per week haal ik net. Dat kost me een avond, een halve nacht en nog een paar uur in de daaropvolgende ochtend. Toen ik in juni mijn pensioen inging heb ik een leesplan voor de komende jaren uitgetekend.

Twee prioriteiten kwamen boven drijven. De helft van de serie Privé-domein omdat die me altijd bekoort. Met memoires, dagboeken, reisbrieven en bekentenissen bevat de reeks bij elkaar een groot deel van de wereldgeschiedenis. Zo wachten de gedenkschriften van Lodewijk Napoleon op me, de luie broer van de Keizer die in het Paleis op de Dam resideerde en eens in de week in een bad vol met stierenbloed stapte.

Afgelopen zomer was ik in de ban van het geweldige Amsterdam in bijna 80 boeken. Een briljant idee van Emile Brugman, oprichter van uitgeverij Atlas en jarenlang een van de mannen achter het succes van Privé-Domein.

De betekenis van ‘Amsterdam in bijna tachtig boeken’ is door de samenstellers treffend omschreven: ‘Het gaat om de boeken die het verhaal vertellen van het verbeelde Amsterdam, wild, vreemd, mysterieus, en toch, ergens heel bekend’.’ Diepe indruk maakt de beschouwing van medesamensteller en historisch biograaf René van Stipriaan. Ik werd weer helemaal wakker van zijn vertelling over het boek Mmijn beter ik dat Renate Rubinstein in 1991 postuum uit liet komen over haar jaren durende romance met Simon Carmiggelt, ‘de meest getrouwde man van Nederland’. De hele Amsterdamse grachtengordel had het niet in de gaten gehad.

Terecht verzucht van Stipriaan dat het niet te begrijpen is dat Mijn beter ik na ruim dertig jaar niet verfilmd is, want het boek leest als een script. Het is een catalogus vol verwijzingen naar het dagelijks cursiefje, Kronkel, van Carmiggelt in Het Parool, dat vrijwel iedereen las, zonder te weten dat Carmiggelt in de Kronkels flarden van zijn geheime leven met Rubinstein verwerkte. Carmiggelt was soms roekeloos. Bij een opening in het Theatermuseum aan de Herengracht kwam hij opvallend dicht bij haar staan – met een duw zette ze hem op afstand.

Hun samenzijn speelde zich af op dinsdagmiddag. Carmiggelt kwam meestal een uur te vroeg en wachtte op een bankje in het Sarphatipark. Rubinstein woonde aan de stille lange zijde van het park. Tussen de dinsdagen door stuurde hij honderden kaartjes aan haar, exclusieve liefdes-Kronkels, alleen voor Rubinstein.

In die jaren woonde ik in de Pijp en zag Carmiggelt regelmatig het park in lopen. Ook bij mij ging nooit een lichtje branden. Stipriaan typeert het mooi: Rubinstein bewaarde de 1117 kaartjes in doorzichtmappen: als flessenpost aan het nageslacht.