Met de Tweede Wereldoorlog nog vers op het netvlies groeide in de beginjaren van de Koude Oorlog het besef dat de samenleving beter zou moeten worden beschermd bij de volgende oorlog. Die leek aanstaande: de nieuwe dreiging kwam uit het oosten, van de communistische Sovjet-Unie, die sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog recht tegenover het kapitalistische westen stond.

Kenmerkend voor de Koude Oorlog was een wapenwedloop, waarbij de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie elkaar steeds weer wilden overtreffen met nieuwe, zwaardere wapens. Het atoomwapen was daarvan het meest vernietigende. De oorlog was ‘koud’, een stille oorlog van gewapende vrede, althans in Europa. Maar er was wel degelijk een reële dreiging en hoge spanningen, met als bijna-kookpunt de Cubacrisis in 1962, toen velen dachten dat de wereld zou vergaan.

Als de Russen Nederland zouden bombarderen moest de gewone burger thuis of op het werk schuilen onder de trap. Als je buiten de deur was en niet tijdig je woning of je werkplek kon bereiken, boden zo’n 42 ondergrondse openbare schuilplaatsen in Amsterdam een veilig onderkomen, voor 50 tot wel 12.000 personen.

De vijand zou niet onverwacht komen, zo dacht men. Bij oorlogsdreiging zou het land in paraatheid worden gebracht. Dan werden allerlei noodplannen actief en zouden ook de schuilplaatsen snel gebruiksklaar worden gemaakt. De burgerorganisatie Bescherming Bevolking was daar verantwoordelijk voor.

De scenario’s waren die van apocalyptische rampenfilms: angstige burgers die verrast door het luchtalarm in een ondergrondse schuilplaats hun toevlucht zoeken. Zorgen om vrienden en familie, zitten zij ook in een veilige schuilplaats? De zware bunkerdeuren gaan dicht, je bent opgesloten met duizenden andere personen. Je hoort de bombardementen en dan is het afwachten hoe de wereld bovengronds er daarna uit zal zien.

PLAN 1952-1953

In Amsterdam lagen zo’n 234 versterkte kelders en bunkers uit de Tweede Wereldoorlog, maar deze waren niet bestand tegen de nieuwe wapens van de Koude Oorlog. In 1951 schreef de Rijksinspecteur voor Civiele Verdediging, onderdeel van het ministerie van Binnenlandse Zaken, voor dat alle provincies en gemeenten een schuilplaatsenplan moesten indienen. In Amsterdam was dat PLAN 1952-1953, dat in de jaren erna steeds is aangepast en bijgesteld.

In dit plan hadden de schuilplaatsen strategische locaties op kruispunten en pleinen en bij stations. Ze waren bedoeld voor passanten die bij een luchtalarm niet snel genoeg hun huis konden bereiken. Later werden er ‘combinatieschuilplaatsen’ gerealiseerd in de kelders van nieuwe gebouwen, wat kosten zou besparen: de eigenaar kreeg subsidie voor de bouw van de openbare schuilplaats in zijn kelder, en bouwde vaak tegelijk een bedrijfsschuilplaats voor het eigen personeel.

Zo liggen er pal achter de gevel van het kantoorpand Nes 84, gebouwd in 1960 voor AGO-Verzekeringen, twee onopvallende trappen die naar beneden leiden. Eén ervan is afgedekt, de andere is duidelijk zichtbaar. Onderaan de trap is de bunkerdeur te zien die toegang gaf tot een openbare schuilplaats voor 145 personen in de kelder van het pand. Tegenwoordig zit hier een geluidsstudio.

Vanaf 1960 werd de dreiging om atoomwapens te gebruiken heel serieus. De gebouwde schuilplaatsen uit PLAN 1952-1953 moesten worden aangepast om ze bestand te maken tegen atoombommen en radioactieve neerslag (fall-out). Dat betekent dat de bunkers lucht- en gasdicht moesten zijn, met een eigen luchtzuiveringssysteem.

Metrostation Nieuwmarkt

Begin jaren zeventig realiseerde de overheid zich bovendien dat de optelsom van deze schuilplaatsen niet toereikend was voor de bevolking van de grote steden. Er was een inhaalslag nodig. Om meer schuilmogelijkheden te bieden voor passanten tegen relatief lage kosten werden vanaf 1971 combinatieschuilplaatsen gerealiseerd in openbare gebouwen, die snel konden worden getransformeerd tot beschermende onderkomens. Een gemeente of ontwikkelaar ontving bij bouwplannen extra budget om zo’n combinatieschuilplaats op te nemen in het bouwplan.

Bij de bouw van de metrotunnel tussen Amsterdam Centraal en Amsterdam Amstel, kregen de metrostations Nieuwmarkt, Weesperplein en Wibautstraat een dubbelfunctie als schuilplaats, voor respectievelijk 6000, maar liefst 12.000 en 6000 personen. Bij een hoge dreiging konden de stationshal en de perrons worden omgebouwd. Er konden metrostellen de tunnel in worden gereden om extra zitplaatsen te bieden.

Grote deuren sloten de perrons af van het spoor; bij de ingangen van de stationshal waren zware schuifdeuren die de stationshal zouden afsluiten van de buitenwereld. Als deze dicht zaten kon je alleen via de lucht- en reinigingssluis de schuilplaats in. Daarin kon je je reinigen van besmet materiaal op je lichaam en kleding, waardoor deze niet de bunker in kon komen.

In de schuilplaats stonden grote installaties en luchtfilters om de lucht in te verversen. Er waren zitgelegenheden en sanitaire voorzieningen, klaar voor gebruik. Onder het perron van metrostation Weesperplein ligt een extra metrobak voor de nooit gerealiseerde Oost-Westlijn, die ook onderdeel was van deze schuilplaats.

Tijdens renovaties van de metrotunnel zijn veel van deze elementen verwijderd, waaronder het luchtbehandelingssysteem, installaties, voorzieningen en veel bunkerdeuren. Wat nog rest is de grote deur die het perron afsloot en één grote schuifdeur met sluis bij de zuidoostelijke ingang, ‘Sarphatistraat Oost’, die als een museaal overblijfsel zichtbaar is gemaakt.

Beatkelder

Zo kent Amsterdam een verscheidenheid aan bijzondere schuilplaatsen. Er zijn schuilplaatsen onder de Torensluis, de Torontobrug en de Vaz Diasbrug; onder het Museumplein, onder de UB aan het Singel, en onder de RAI. Maar ook in een voormalig rioolgemaal aan de Postjeskade en onder het hoekpand Linnaeusstraat 107 in de kelder van Lowie Kopie.

In de brug over het Vondelpark bevindt zich de Vondelbunker. Deze openbare schuilplaats stamt uit de Tweede Wereldoorlog, maar is in 1967-1970 verbouwd tot atoomschuilkelder voor maar liefst 2600 personen. Ook deze schuilplaats heeft een luchtsluis bij de ingang. Daarachter liggen ruimtes voor uitgebreide voorzieningen, waaronder luchtinstallaties voor de aanvoer van verse lucht, een zandfilter en een noodstroomgenerator. De communistische wethouder Harry Verheij van Jeugd en Sportzaken liet er januari 1968 een ‘beatkelder’ in onderbrengen; het is nog altijd een cultureel centrum.

Aan de Prins Hendrikkade ligt bij de inrit van de IJtunnel de ingang van een openbare schuilplaats voor 100 personen, gebouwd in 1968. Ook deze heeft een dubbelfunctie: in vredestijd is het de dienstingang is die toegang geeft tot de rioleringsbuis en de waterpompen die onder de IJtunnel lopen.

De combinatieschuilplaats in de fietstunnel onder de A10 bij de Leeuwendalersweg bood plaats aan 800 personen, en is waarschijnlijk nog redelijk intact. Bij dreiging van een atoomaanval konden de betonnen afdekplaten in het fietspad worden verwijderd om de rails vrij te maken voor twee betonnen schuifwanden, die beide zijden van de tunnel zouden afsluiten. Achter één betonnen schuifwand bevindt zich een sluis waardoor men de schuilplaats kon betreden.

In de tunnel zitten nog twee andere deuren, waarachter zich de technische ruimtes met installaties en voorzieningen bevinden, waaronder trapfietsen voor het rondpompen van frisse lucht, koolstoffilters en een zandfilter. In de tunnel konden verder honderd achtpersoonszitplaatsen worden gezet die hier permanent stonden opgeslagen; boven de straatkolken op het fietspad konden toiletten worden geplaatst.

Erfgoed

Van de grootse plannen om tienduizenden schuilplaatsen te creëren voor álle burgers, is maar een klein deel gerealiseerd. In de loop van de jaren zeventig nam de dreiging af, en daarmee ook de noodzaak om dure schuilplaatsen te bouwen.

Veel schuilplaatsen – bunkers, kazernes (Marineterrein), het noodhospitaal van het AMC, het BB-commandocentrum, beschermde onderkomens van o.a. de burgemeester bij metrostation Waterlooplein, munitiemagazijnen bij Fort Uitermeer en openbare schuilplaatsen – bestaan nog, maar zijn vergeten.

Ze worden al decennialang niet meer onderhouden. Het is vaak niet duidelijk wat de staat is van het interieur; een aantal is niet meer als Koude Oorlog-schuilplaats te herkennen, anderen zijn al geheel gesloopt of gestript. Uitgebreid onderzoek naar dit militair erfgoed is noodzakelijk om het te kunnen behouden voor de toekomst.

Waren de schuilplaatsen een rookgordijn of zouden ze daadwerkelijk goede bescherming hebben geboden? Gelukkig hebben we ze niet hoeven te gebruiken, waardoor we dat nooit zeker zullen weten.

Rutger Noorlander inventariseert bestaande en verdwenen schuilplaatsen uit de Koude Oorlog. Informatie, verhalen en anekdotes zijn welkom op rutgernoorlander.nl.

BEELD:

[schuilkelder 0]

Metrostation Weesperplein: drie rode deuren geven toegang tot de bunker, met daarboven overdrukventielen.

FOTO RUTGER NOORLANDER

[schuilkelder 1]

Combinatieschuilplaats in een voormalig rioolgemaal aan de Postjeskade. Op -1 bevond zich de openbare schuilplaats voor 180 personen.

FOTO RAPHAËL SMID

[schuilkelder 2.]

Een vrouw kijkt naar voorlichting over fall out, september 1961. Na 1960 moesten de schuilplaatsen dicht worden gemaakt tegen deze radioactieve neerslag. Ze kregen een eigen luchtzuiveringssysteem.

FOTO WIM VAN ROSSEM/ANEFO/NATIONAAL ARCHIEF

[schuilkelder 3]

Luchtuitlaat op de J.W. Siebbeleshof voor generatoren van de openbare schuilplaats in metrostation Nieuwmarkt. Daarnaast twee luiken in de bestrating voor de luchttoevoer.

FOTO RUTGER NOORLANDER

[schuilkelder 4 a] mag naast 4 b

Inwerpluik voor met radioactieve straling besmette kleding in het schuilkeldercomplex van de Bescherming Bevolking onder metrostation Weesperplein, gefotografeerd op 14 mei 2009.

Banken en wastafels in het complex onder metrostation Weesperplein.

FOTO'S DORIANN KRANSBERG/STADSARCHIEF AMSTERDAM

[schuilkelder 5]

Deur naar de openbare schuilkelder onder Nes 84, die plaats bood aan 145 personen. Tegenwoordig zit er een geluidsstudio.

FOTO RUTGER NOORLANDER