“Werken en feesten vormt schoone geesten”, stond boven de deur van haar laboratorium gebeiteld. Er doen vele anekdotes over Johanna Westerdijk – ‘Hans’ voor haar naasten – de ronde. Zo zou zij een sigaar hebben opgestoken tijdens de eerste ‘professorenkrans’, waarna een van haar collega’s haar op de schouder zou hebben geslagen met de woorden: “Zo kerel, hoe gaat het ermee?” Het bekendst zijn de verhalen over de uitbundige feesten die in haar laboratorium in Baarn werden gehouden ter gelegenheid van promoties, jubilea en andere heugelijke gebeurtenissen.

Feit is dat Westerdijk de eerste vrouwelijke hoogleraar in Nederland was – meer dan 300 jaar na de benoeming van de eerste mannelijke hoogleraren in Nederland – vanaf 1917 aan de Rijksuniversiteit Utrecht en vanaf 1930 tevens aan de Universiteit van Amsterdam. Bij haar afscheid in 1952 zei ze in een interview met De Waarheidover de positie van de vrouw in de wetenschap: “In ons land is dat eigenlijk nooit zo’n groot probleem geweest. Er zullen wel mannen zijn geweest die het naar of vervelend vonden, dat wij hun terrein binnen drongen, maar hun gevoel voor rechtvaardigheid was zo sterk, dat zij ons in het algemeen en mij zeker geen strobreed in de weg hebben gelegd.”

Jongensmeisje

Johanna Westerdijk wordt geboren in de gemeente Nieuwer-Amstel op 4 januari 1883, maar snel daarna verhuist het gezin naar Amsteldijk 31 in Amsterdam, schuin tegenover het Amstelhotel. Na haar komen nog drie kinderen. Haar ouders zijn doopsgezind. Vader is arts. In huis klinkt volop muziek. Ze speelt piano en zingt graag. Johanna geniet een zorgeloze jeugd, houdt van fysiek bezig zijn, leest veel, geeft niet om kleren, is een ‘jongensmeisje’ en heeft veel belangstelling voor de natuur.

Ze gaat naar de Elisabeth Wolffschool op de Prinsengracht en na een vervolgjaar op de School voor Meer Uitgebreid Lager Onderwijs voor Meisjes (ook Prinsengracht) naar de vijfjarige hbs voor meisjes aan de Keizersgracht, als ‘toehoorderes’ – ze krijgt dan ook geen diploma na de 5e klas. Toch schrijft ze zich in 1900 in voor de studie plant- en dierkunde aan de Amsterdamse universiteit om een MO-akte (Plant-, Dier-, Aard- en Delfstofkunde) te verkrijgen. Voor het praktisch onderricht klopt ze aan bij het Phytopathologisch Laboratorium ‘Willie Commelin Scholten’ (WCS) in de Roemer Visscherstraat (nu het Owl Hotel), waar ze belangstelling krijgt voor de ziekteleer van planten. In 1904 behaalt ze – met mooie cijfers – de akte.

Maar een vervolg is problematisch, want zonder een gymnasiumdiploma kan ze in Nederland niet promoveren. Daarom wijkt ze in 1905 uit naar München waar ze onderzoek doet naar de regeneratie van mossen. Halverwege dat jaar krijgt ze, op voorspraak van een van haar leermeesters, het verzoek directrice te worden van het WCS. Dat wil ze wel, maar eerst promoveren, wat ze in Zürich doet in 1906. Cum laude. Ze heeft een leuke tijd in Duitsland en Zwitserland, maakt tochten in de bergen, gaat uit met de meisjes die in hetzelfde pension verblijven en nodigt ook vriendinnen uit haar hbs-tijd uit om langs te komen. Westerdijk is nooit getrouwd. Een huwelijk was niks voor haar, vond ze, dan zou ze haar vrijheid maar kwijtraken.

Schimmels

Met Westerdijk als directrice groeit het WCS uit tot het Centraal Bureau voor Schimmelcultures (sinds 2017 Westerdijk Fungal Biodiversity Institute).Een collectie schimmels die een jaar na haar aantreden binnenkomt, vormt het begin. Belangrijk is het onderzoek naar plantenziektes, bijvoorbeeld om hongersnoden door mislukte oogsten te voorkomen. In 1913 gaat ze naar Nederlands-Indië en bezoekt verschillende proefstations om plantenziekten te bestuderen. Ze reist eind 1914 terug via Japan en de VS. De Amerikaanse vrouwen laten zich maar knechten, vindt ze: wat heb je aan kiesrecht als je als vrouw niet eens alleen een biertje mag drinken in een café? “Toen ik als enige vrouw een biologische excursie meemaakte, wilden mijn collega’s niet dat ik in hetzelfde hotel zou logeren. ‘Dat kon niet.’ Welnu, ik heb het toch gedaan, ik was toen een echte kattekop.” (De Waarheid, 24-9-1952) Meerdere studiereizen volgen, onder andere naar Zuid-Afrika, zo bouwt ze een groot netwerk op.

In 1917 wordt ze buitengewoon hoogleraar in de ‘ziekteleer der planten’ (fytopathologie) aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Ze geeft college en ontvangt praktikanten in haar lab. Er is in het WCS te weinig plek. In 1920 wordt Villa Java in Baarn het nieuwe onderkomen, vlak bij het Cantonspark, de botanische tuin van de universiteit. Ook de schimmels gaan mee. Westerdijk verheugt zich erop buiten te kunnen wonen en werken. Het huis in de Roemer Visscherstraat vindt ze maar donker en koud.

Ze blijkt een inspirerend docent en een goed onderzoeksleider te zijn. In de verbouwde koetsierswoning ‘Madoera’ kunnen assistentes (promovenda) wonen. Bij elke promotie is het feest in Baarn. Stapels teksten en gedichten herinneren aan de feestelijkheden. Westerdijk is uiteindelijk de promotor van 56 onderzoekers, van wie bijna de helft vrouwen.

Voorbeeld

Er wordt belangwekkend onderzoek gedaan. Naar de oorzaak van de iepenziekte, bijvoorbeeld. De (vrouwelijke) fytopathologen vinden de schimmel die de boosdoener is; sindsdien staat de ziekte bekend als de Dutch elm disease. Uit de gehele wereld sturen instituten en laboratoria schimmels naar Baarn en de collectie groeit uit tot een internationaal erkende referentiecollectie. De schimmels worden gevoed, beschreven en ter beschikking gesteld aan wetenschap, landbouw en later (medische) industrie. “Van een saai leven gaat zelfs een schimmel dood”, meent Westerdijk.

Succesvol als ze is, wordt ze steeds vaker gevraagd zitting te nemen in besturen en commissies. Zo is Westerdijk vanaf het begin bestuurslid van de Vereniging van Vrouwen met een Academische Opleiding en raakt ze betrokken bij de organisatie van het congres van de International Federation of University Women (IFUW) dat in 1926 in het Koloniaal Instituut in Amsterdam plaatsvindt. Westerdijk en haar assistenten voeren bij de opening van het congres een revue op! In 1932 wordt ze presidente.

Johanna Westerdijk is geen feministe die op de barricaden staat, maar vervult met haar optreden wel een voorbeeldfunctie voor vrouwen met wetenschappelijke ambities. Vrouwen zullen zich minder onzelfstandig moeten gedragen, anders wordt het niks met ze in de wetenschap, vindt ze. Ze levert een grote bijdrage in de strijd om de gelijkgerechtigdheid van de vrouw, onder andere door studiebeurzen te regelen voor vrouwelijke afgestudeerden en te strijden voor gelijke salariëring van de vrouw. Tegen het Algemeen Handelsblad zegt ze in 1952: “Omdat alles hier in Europa altijd even prettig ging, had ik aanvankelijk voor de vrouwenbeweging weinig belangstelling. Ik voelde er vroeger veel meer voor om, als ik met andere meisjes samen was, gezellig te praten en te lachen over dingen die eens niet zwaar-op-de-hand waren. Later ben ik me er wel voor gaan interesseren en nu zeg ik altijd tegen de meisjesstudenten: ‘Blijf niet onverschillig, want wij vrouwen zijn er nog altijd niet.’”

WOII

Haar hele werkende leven spant Westerdijk zich in om de collectie schimmels in stand te houden. Particulieren zijn de belangrijkste bron van geld; de verkoop levert niet genoeg op en van de overheid valt weinig te verwachten. Tijdens de oorlogsjaren kost het grote moeite de schimmels in leven te houden wegens gebrek aan voeding. Bovendien zorgt de aanwezigheid van een NSB-medewerker voor veel spanningen op de werkvloer. Westerdijk neemt een neutrale houding aan en wil zich er niet mee bemoeien. Welke vooropleiding, geslacht, geloof, huidskleur of politieke overtuiging een student heeft, doet er volgens haar niet toe. Ze wil niet anti-Duits zijn, om de wetenschappers met wie ze vroeger samengewerkt heeft niet af te vallen.

Na de oorlog moet ze bij het College tot Herstel en Zuivering van de Rijksuniversiteit Utrecht op het matje komen. Er zijn geruchten dat ze schimmels aan Duitsland verkocht heeft die de productie van penicilline mogelijk hebben gemaakt. Ze meldt dat ze schimmels heeft verkocht aan Duitsland, maar geen wetenschappelijk resultaten heeft gedeeld. Ook zegt ze dat ze het liever anders had gezien en liever verzet had gepleegd, maar dat ze koste wat kost haar collectie wilde beschermen. Onder geen beding wilde ze de schimmels alleen laten, want dan zou de NSB’er de leiding gekregen hebben en was de collectie wellicht naar Duitsland overgebracht. Het College concludeert dat er geen grond is om aan te nemen dat ze de vijand geholpen heeft. In september 1945 mag ze haar colleges hervatten. In 1951 treedt ze toe tot de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.

Afscheid

Bij haar afscheid als hoogleraar in 1952 omvat de collectie meer dan 8000 schimmels. “Zelfs in Amerika is er niet één zo’n collectie”, zegt Westerdijk in Het Parool. “Hoe dat komt? Omdat de Amerikanen niet genoeg reizen en geen talen spreken. Voor dit bedrijf moet men de wereld rondreizen, contacten zoeken, spreken met mensen uit andere landen.” Ze zorgt ervoor dat een van haar leerlingen, Loes Kerling (1900-1985), haar opvolgt als hoogleraar in Amsterdam en Utrecht, neemt ontslag als directrice van het WCS, maar werkt nog wel onverminderd door aan de schimmelcollectie. Een jaar of vijf later houdt ze ook daar mee op. Ze blijft in Villa Java wonen. Haar gezondheid gaat achteruit en op 15 november 1961 overlijdt ze. De schimmels worden tegenwoordig nog steeds ingedeeld volgens haar taxonomie. In Amsterdam is de Van Swindendwarsstraat omgedoopt tot Johanna Westerdijkstraat.

Johanna Westerdijk was een vastberaden persoonlijkheid. Ze had lef en volgde haar eigen weg in een door mannen gedomineerd vakgebied. Ze was one of the boys: dronk een biertje in een café, rookte en verkeerde zonder chaperonne in gemengd gezelschap. Een vrolijke, charmante, onconventionele persoonlijkheid met veel gevoel voor humor, zo wordt ze getypeerd. Het Parool interviewt haar in 1952 voor de rubriek ‘Voor de vrouw (maar voor haar niet alléén…)’: “‘Woont u hier ook, professor?’ ‘Ik woon hier ook.’ ‘En het huishouden? Dat vragen wij namelijk altijd aan iedere werkende vrouw.’ ‘Ik doe zelf niets’, zegt zij, ‘ik heb het land aan huishouden. Had ik al toen ik zes jaar was. Mijn vader zei: ‘Goed, als je maar zorgt dat je dan iets anders kunt! Wel…’”

EMMA VAN ZALINGE IS JOURNALISTE.

Beeld: Johanna Westerdijk was een wetenschapster die ook graag een biertje dronk; hier in Café Eik en Linde (Plantage Middenlaan) met oud-studiegenoten in 1912. Ze noemen zich de ‘Eik & Lindeclub van bonafide biologen’. Collectie Atria

Juninummer 2019