Ook in een nette arbeidersbuurt kon al vóór de Tweede Wereldoorlog nu en dan de vlam in de pan slaan. Neem het Jordaanoproer tegen de steunverlaging in juli 1934: dat had evengoed Indische Buurtoproer mogen heten, want ook hier ging het er hard aan toe. De jeugd van de buurt kon eveneens ruig uit de hoek komen. Vooral bij twee jaarlijkse volksfeesten was dat in de Indische Buurt extra het geval: Luilak (daags voor Pinksteren) en Hartjesdag (derde maandag van augustus). Bij allebei ging het er in de naoorlogse jaren om zoveel mogelijk kabaal te maken, fikkies te stoken, het tramverkeer te ontregelen en politie en brandweer te tarten.
Dat was folklore en werd gedoogd. Maar vanaf eind jaren vijftig werd de destijds veelbesproken generatiekloof zichtbaar. Niet alle buurtjongeren bleven tevreden met korfballen en mandolinespelen in verenigingsverband. Ze wilden 'vrij dansen', veel pils drinken, drummen in eigen bandjes (de buurt telde er opeens veel). Een fiets was niks: ze wilden een brommer, zoals een blitse Puch of een stoere Kreidler, of zelfs een motor. En ze wilden lekker nutteloos rondhangen en ouwehoeren op de hoek van de straat.

Kreidler-jongens

Zo'n jongen was Frans Zandbergen (*1953), zoon van een spiegelmaker op het Ceramplein. Hij was en bleef weliswaar actief in het buurthuisje op het plein, maar had daarnaast een ander leven. Als twaalfjarige had hij al een kort lontje. Bij het rituele gevecht om de kerstbomen tegen de jongens van de Javastraat kreeg hij klappen met een fietsketting en liep hevig bloedend huiswaarts. "Vader pakte een pleister en zei: 'Nou pak je die gozer maar terug.' Ik ben de straat opgelopen, ik heb die jongen opgezocht en ik heb er net zolang op zitten rammen dat ie met een ambulance opgehaald moest worden. Hij kon niet meer lopen. Zo hard vochten wij wel, ja..."
Zijn motorhobby bracht hem in een bedenkelijk milieu. "Op een gegeven moment had ik een Kreidler en gingen we met andere Kreidler-jongens leuke dingen doen. Gewoon een weekendje kamperen op de Veluwe. We gaven onszelf een naam: KPO. Dat stond voor Kreidler Ploeg Oost of Knokploeg Oost. Een paar jongens wierpen zich als leiders op. We gingen naar Zandvoort en dan vonden zij het nodig een hele strandtent in elkaar te rossen, omdat ze niet snel genoeg een biertje kregen." Voor Zandbergen het signaal om af te haken. "Ik ben wel Kreidler blijven rijden, maar niet meer met die groep. Die is op een gegeven moment (1978, red) omgedoopt tot Hells Angels Amsterdam."
Carla H. (*1957) leerde als rebelse vijftienjarige de KPO'ers kennen in snackbars op het Sumatraplein en bij de Niasstraat. "Daar hingen wat meisjes bij, waaronder ik zelf ook. Vreselijk spannend en interessant, natuurlijk. Er werd dan wat geld gegeven. 'Kunnen jullie hier in de snackbar even iets eten en dan gaan wij even...' En dan gingen ze echt op stroperspad. Ikzelf ben niet heel erg ontaard, maar het had wel kunnen gebeuren."