In het najaar van 1866 tekende een speciale commissie onder leiding van de arts Isaac Teixeira de Mattos op hoeveel mensen er in dat jaar in Amsterdam waren gestorven aan de cholera. De kaart die ze lieten maken geeft voor elk van de vijftig wijken tussen 1 juni en 18 oktober per week de sterfgevallen aan en voor de hele periode de verhouding tussen het doden- en inwonertal. De kille cijfers: in ruim vier maanden waren 1104 Amsterdammers aan de ziekte bezweken.
Amsterdam was al twee keer eerder door een cholera-epidemie getroffen, in 1832-1833 en 1848. Die epidemieën waren buitengewoon heftig: in Nederland overleden tijdens de eerste een kleine 10.000 mensen, in Amsterdam zo’n 1400; in 1848 stierven er 22.000 Nederlanders, onder wie een kleine 3000 Amsterdammers. Cholera veroorzaakte grote angst, vooral omdat de ziekte zo razendsnel kon opkomen. Patiënten hadden een overlevingskans van niet meer dan 50%.
De overheid stond in feite machteloos. Niemand wist hoe de cholera zich verspreidde, en evenmin hoe je hem kon bestrijden. Er werden wel quarantainemaatregelen getroffen, omdat men dacht dat de besmetting door de lucht gebeurde, maar die maatregelen waren erg impopulair. Maar de beperking van de zeehandel was van korte duur, want die zou kunnen leiden tot werkloosheid en stijging van de voedselprijzen – en dus tot onrust.
Mensen probeerden zelf hun huizen te ontsmetten met behulp van frisse lucht, azijn of chloorgas. Artsen raadden mensen aan zich warm te kleden, vooral niet ’s avonds laat over straat te zwerven en drukke plekken, zoals de kermis te mijden.
Tijdens de epidemie van 1832 zagen jonge artsen als Jan Pieter Heije (1809-1876) zich hard geconfronteerd met de erbarmelijke toestand van de stedelijke gezondheidszorg. Er kwam een beweging op gang om de gezondheidstoestand van de Amsterdammers serieus te onderzoeken en te verbeteren. In 1854 werd bekend dat cholera werd verspreid door besmet drinkwater. Maatregelen ter verbetering van de riolering en de beschikbaarheid van schoon drinkwater konden niet uitblijven. Dat Amsterdam in 1866 relatief minder slachtoffers telde dan in 1848, wordt wel aan de komst van de duinwaterleiding toegeschreven: de stad was er wat minder kwetsbaar door geworden.
Uit de kaart van 1866 blijkt dat de kans om cholera op te lopen sterk samenhing met de sociale klasse en de woonbuurt. In 1863 had de arts Lucas Egeling (1824-1892) al vastgesteld dat het gemiddelde sterftepercentage in de betere buurten ongeveer twee derde was vergeleken met de arme delen van Amsterdam, zoals de Jordaan. De epidemie van 1866 bevestigde zijn bevindingen op pijnlijke wijze.
LEES OOK: DE DOOD IN KAART. DE GEBOORTE VAN DE THEMAPLATTEGROND, MICHIEL WAGENAAR, ONS AMSTERDAM, OKT/NOV 2002.
Beeld: Kaart met de verspreiding van cholera en het aantal sterfgevallen in de vijftig buurten van Amsterdam in de periode van 1 juni t/m 18 oktober 1866, Gustav Amand. Collectie Stadsarchief Amsterdam
Koen Kleijn
Meinummer 2020