Rubinstein was het eerste luxe koosjere restaurant op een prominente plaats in de Amsterdamse binnenstad. De naamgever en oprichter van het Duitse moederfiliaal kwam uit het Poolse stadje Biały Kamień. Rond 1910 verliet de daar in 1879 geboren Jacob-Israël Rubinstein de krimpende Joodse gemeenschap om zich als restaurateur te vestigen in Berlijn. In de Duitse hoofdstad woonden meer dan 110.000 Joden, ongeveer vijf procent van de gehele bevolking.

In stadsdeel Friedrichstadt begon de inmiddels tot Duitser genaturaliseerde Rubinstein zijn restaurant onder rabbinaal toezicht, waar de Berlijnse Joden konden genieten van zijn koosjere ‘Weense keuken’. Voor 1,50 Reichsmark aten zij er gebraad, groente en allerhande gebak, bereid ‘mit Geflügelfett’ in overeenstemming met de spijswetten (kasjroet).

Restaurant Rubinstein groeide uit tot ‘das beste Jüdische Restaurant Berlins’. In de jaren twintig opende de restaurateur zomerfilialen in de havenstad Swinemunde (nu Świnoujście in Polen) en aan het strand van Heringsdorf (Mecklenburg-Voor-Pommeren). De Berlijnse hoofdvestiging verhuisde begin jaren dertig naar de Joachimsthaler Straße, naast Bahnhof Zoo.

In de feestzaal dineerden daar tot veertig personen tijdens Joodse hoogtijdagen als Seideravond en Pesach. Op het menu stonden dan ei in zout water, brood met Matzeknödels, vis, gevogelte, Californische vruchten, krimsel en gratis matses. Ook had het restaurant een vegetarische afdeling. Inmiddels telde Berlijn meer koosjere eethuizen, zoals het populaire Berg’s van het echtpaar Helene en Arthur Berg.

Moderne koelinstallatie

In 1933 stuurde Jacob Rubinstein zijn zoon via Parijs naar Amsterdam, met indertijd circa 79.000 Joodse inwoners. De 27-jarige Oskar Rubinstein moest hier een filiaal van het Berlijnse restaurant openen aan het Rokin, dichtbij de Dam. Koosjere eethuizen bestonden allang in de Jodenbuurt, maar niet in het stadshart. In het pand aan het Rokin, noordhoek Spaarpotsteeg, zat eerder Restaurant Bavaria, dat zich onderscheidde met Duitse bieren en ‘Thüringer Rostbratwürste’.

Oskar Rubinstein liet het ingrijpend verbouwen, waarvoor hij de architect Arend Jan Westerman inschakelden. Westerman stond bekend vanwege zijn sobere bouwstijl, maar van binnen werd het gebouw van alle moderne gemakken voorzien, waaronder een lift, centrale verwarming, geluidswerende betonvloeren en een moderne koelinstallatie.

Op de begane grond en de eerste twee verdiepingen ontving Rubinstein de gasten in eetzalen, daarboven waren kantoren en provisiekamers en helemaal op de vijfde etage – hoogst uitzonderlijk – de keuken. De grondige verbouwing, inclusief het langwerpige neonreclamebord aan de gevel met de restaurantnaam en een Davidster, kostte 54.000 gulden, ongeveer een half miljoen in huidige valuta.

Na het aantrekken van een keukenploeg van koosjer kokende koks en bedieningspersoneel opende Restaurant Rubinstein op Oudejaarsdag 1933 om twaalf uur ’s middags voor publiek.

Smakelijk en goed eten

De zaak bracht ‘een buitenlandsche sfeer in Amsterdam’, volgens de advertentietekst in het Centraal blad voor Israëlieten in Nederland. Een lovende recensie verscheen merkwaardigerwijs in De Standaard, het dagblad van de gereformeerde Anti-Revolutionaire Partij: ‘Hoog in de lucht regeeren de koks: een Hollandsche, een Weensche en een Tschechische! Meesters in hun vak’.

Een speciale kapconstructie op hun zolderkeuken voorkwam dat het publiek beneden ‘ook maar een greintje bespeurt van de etenslucht!’. De verslaggever, die ongetwijfeld een vorstelijke behandeling had genoten aan het Rokin, wist ook te vertellen dat bijna het gehele bedienend personeel bestond ‘uit Hollanders’ en dat er dagelijks een andere spijskaart was.

Het is de vraag hoeveel restaurantbezoek de publiciteit in de protestantse krant Rubinstein heeft opgeleverd. Ongetwijfeld meer effect sorteerde de korte bespreking in het Nieuw Israelietisch Weekblad van 5 januari 1934, waarin echter uitsluitend het keurige en sobere interieur en niet de opgediende spijzen van Rubinstein voor het voetlicht kwamen: ‘Het kan niet anders zijn, of men zal zich in dit milieu thuis gevoelen’.

In februari volgde nog een wervende advertentie in het Centraal blad voor Israëlieten in Nederland (‘Wie smakelijk en goed wil eten, moet de drie R’s niet vergeten: Restaurant Rubinstein Rokin 20’). Kort daarop was het restaurant enige tijd om onbekende redenen gesloten.

Gevulde snoek

Vanaf september serveerde Rubinstein wederom diners en tijdens Chanoeka in december 1934 speciale maaltijden met gehakte eieren, toast, vermicellisoep, gevulde snoek, aardappelpuree, salade of gevulde kalkoen, gemengde compote, kastanjepuree en appelbanket. De keuken was niet langer uitsluitend Weens, maar ook ‘Hollands’ geworden.

De met neon verlichte restaurantnaam Rubinstein aan de gevel stoorde intussen de NSB-krant Volk en vaderland, die andere ‘buitenlandse namen’ van aan het Rokin gevestigde firma’s overigens net zo aanstootgevend vond.

Toch kwam het einde van het Amsterdamse Rubinstein-filiaal niet van de middenstandsfascisten. Vanwege de economische crisis hadden Amsterdammers minder te besteden, met desastreuze gevolgen voor het restaurantwezen. Eethuizen kampten met een faillissementsgolf waarvan bijvoorbeeld Bagatelle, verderop aan Rokin 118, een slachtoffer was.

Ook Rubinstein kwam in financiële moeilijkheden, maar maakte in 1935 een doorstart onder een nieuwe directie. Zakelijk leider Louis Willem van Bijsterveld en de voormalige chef-kok van restaurant Astoria – beiden niet-Joods - adverteerden met ‘prima wijnen tegen lage prijzen’ en aparte zalen voor bridgen, partijen en toonkamers.

Kristallnacht

Het mocht niet baten: op 1 juli 1936 ging de inboedel in de executieverkoop, waaronder 140 stoelen en fauteuils van Thonet, veertig cafétafels, een toonbank met bierpompinstallatie, koffiemachine, klerenstandaards, brigde-tafels, elektrische klokken, een eiken vitrine, Perzische en andere tapijten, lopers, gordijnen, tafellinnen, soepterrines, aardappel- en groenteschalen, visschotels, sauskommen, bouillonkoppen, ijscoups, dienbladen, tafel-, dessert- en visbestekken en een aardige wijnvoorraad. De keukeninventaris bestond uit kapitale koelmachines, gasfornuizen, ijs- kluts- en vleesmachines, bordenwarmers, een vleessnijmachine, kasserollen, koksfornuis en zware emaille pannen.

Na de afwikkeling van het faillissement vertrok Oskar Rubinstein in september 1936 naar Kaapstad. In Zuid-Afrika overleefde hij de Tweede Wereldoorlog, hij overleed in 1971 in Johannesburg; zijn nazaten emigreerden naar de Verenigde Staten.

Het Berlijnse moederfiliaal bleef in bedrijf tot de Kristallnacht, de gruwelijke pogrom van november 1938. Oprichter en naamgever Jacob-Israël Rubinstein en diens vrouw Sidonie Wertheim zochten een veilig heenkomen in Brussel, tot ook daar de nazi’s binnenvielen. Op 31 juli 1944 zijn zij in Mechelen op transport gezet naar Auschwitz en bij aankomst daar vermoord.

Header: Foto van Rokin 14-20 (v.r.n.l.) uit februari 1938. C.F. Jansen / Stadsarchief Amsterdam