Het in 2003 aangebrachte bestratingspatroon van de Torensluisbrug, pal naast het terras van Café Van Zuylen, herinnert nog aan het bestaan van de Jan Roodenpoortstoren. Deze van oorsprong middeleeuwse verdedigingstoren – tevens in gebruik als opslagruimte en gevangenis – was onderdeel van de een van de kleinere toegangspoorten tot de stad. Toren, poort en ook de brug over het buitensingel waren vernoemd naar Jan Roode, die hier touw produceerde in zijn lijnbaan. Vanwege de stadsuitbreidingen verloor de middeleeuwse stadsmuur rond 1600 zijn bestaansrecht, maar de toren bleef behouden.
Met de aanleg van de eerste fase van de grachtengordel transformeerde de voormalige rafelrand van de stad tot een chique buurt. Het was ook een internationaal bereikbare locatie, want verschillende veerdiensten vertrokken vanaf dit stukje Singel naar buitenlandse bestemmingen. Ten noorden van de toren ging men naar Engeland en de Franse Kanaalkust. Ten zuiden, bij de Spaarpotsteeg, vertrokken geregelde binnenlandse veerdiensten op Naarden, Gorkum, Leerdam en Zaltbommel.
Het Torenbuurtje was uitstekend bereikbaar en lag ook nog eens om de hoek van het politieke en commerciële machtscentrum aan de Dam. Een van de bewoners was burgemeester Reynier Pauw, indertijd de machtigste man binnen het stadsbestuur. Vanuit zijn huis De Groote Pauw (nu Singel 200) had hij een prachtig uitzicht op de middeleeuwse toren. Hoogstwaarschijnlijk bespoedigde Pauw de overheidsplannen om dit bouwsel nieuw elan te geven én te voorzien van een uurwerk en slagklokken. Na de afbraak van de nabijgelegen oude stadhuistoren was de buurt vanaf 1616 immers verstoken van betrouwbare tijdsaanwijzing.
In datzelfde jaar onderging de Roodenpoortstoren in sneltreinvaart een metamorfose, naar ontwerp van de stadsbouwmeester Hendrick de Keyser. Om de halfronde torenromp kwam een vierkante stenen mantel, bekroond met een met lood beklede houten torenspits met daarop een kruis en weerhaan.
Na het overlijden van de streng gereformeerde burgemeester Pauw in 1636 veranderde het Torenbuurtje van karakter. Vanaf 1644 begonnen de paters dominicanen een statie met een huiskerk aan het Singel, op het huidige nummer 156. Hun godshuis lag een eindje verder weg, op de zuidhoek van de Bergstraat, maar kreeg de naam ‘Het Torentje’.
Een van de nieuwere bewoners van het Torenbuurtje was Gerrit Steeman, een migrant uit het West-Friese dorp Langedijk. Hij woonde aanvankelijk in de Haarlemmerstraat en werkte als klerk bij een notaris op de Dam. In 1652 trouwde hij met de weduwe Aaltje Gerrits Kooch. Zij was een dochter van de katholieke koopman en emotionele gelegenheidsdichter Gerrit Jansz Kooch, die woonde in huis Koppenburgh aan het Singel, op de plek van het huidige PC Hoofthuis. Het spetterende vierdaagse bruiloftsfeest in Koppenburgh eindigde in een bacchanaal met dansende en hossende notarissen en hun families.
In 1657 kocht Steeman het vlakbij gelegen kapitale hoekhuis aan het Singel bij de Rouaanse kaai (nu Torensteeg 8, Café Van Zuylen), om daar een zelfstandige notarispraktijk te vestigen. De notaris was in staat hiervoor de aanzienlijke koopsom van elfduizend gulden neer te tellen. Zijn inmiddels weduwnaar geworden schoonvader Kooch trok in bij het jonge kinderloze stel.
In de nacht van zaterdag 18 op 19 december 1660 sloeg het noodlot toe: een ‘gruwzamen nachtstorm’ trok over de Nederlanden, sleurde schepen naar de zeebodem, ontwortelde bomen en blies dakpannen van de daken. Op het Amsterdamse Singel waaide de weerhaan met het kruis van de Jan Roodenpoortstoren, om zich vervolgens bruut in Steemans koophuis te boren. Er vielen geen gewonden, maar de materiële schade was aanzienlijk en de haan bleek spoorloos te zijn verdwenen.
Daags na de stormramp schreef schoonvader Kooch de dramatische gebeurtenissen van zich af, in een gelegenheidsgedicht over de ‘haenevlucht ende kruysval’. Als het ‘kruys ons quellen moet / Tis beeter opt huys als daer binnen’, concludeerde hij vroom.
Andere Amsterdammers zagen een verband met de kinderloosheid en katholieke gezindheid van Steeman. ‘Kruis’ en ‘haan’ krijgen dan een andere, scabreuze betekenis. Zoals in het spotversje van collega-notaris Joris de Wijse: tcruys van Jan Roopoorts tooren, viel juyst op Steemans huys / waerom dat heeft syn reen, want hy hout veel vant kruys / maer waerom viel de haen, daer oock niet op doort wayen? /De haen wou niet, want syn haen en wou niet kraeyen.
Het versje ging in sneltreinvaart rond in de notariskringen, tot verdriet van Steemans schoonvader. Deze reageerde op de ‘quelgeesten’ met een nieuw gedicht, beginnend met de waarschuwing ‘Spot niet om dat het kruys neerviel op Stemans huys’.
Ondanks de spotternijen floreerde Steemans notarissenpraktijk. In 1669 maakte hij de laatste boedelbeschrijving op voor de erfgenamen van de kunstschilder Rembrandt, in diens sterfhuis aan de Rozengracht. De akte was opgesteld op verzoek van de weduwe van zoon Titus en de voogd van Rembrandts dochter Cornelia. In het Rampjaar 1672 kocht Steeman een tweede huis in de Dijkstraat waar het ‘Wapen van Parijs’ uithing. Vermoedelijk was dit een kroeg en diende het eigendom slechts als beleggingsobject, want zelf bleef de notaris wonen aan het Singel.
Zijn huwelijk bleef kinderloos. In 1677 overleed zijn vrouw, en bleef Steeman achter met zijn dichtende schoonvader. Toen ook die de geest had gegeven, bewoonde hij het grote huis aan het Singel moederziel alleen, tot zijn eigen dood in 1698. De klokken van de Nieuwe Kerk luidden vier uren lang ter nagedachtenis van de kinderloze katholieke notaris.
Gevangenentoren
Op de benedenverdieping van de Jan Roodenpoortstoren woonde in de zeventiende eeuw de provoost-geweldige van het stadsgarnizoen. Boven waren de hokken van de militaire gevangenis, bestemd voor ontspoorde stadssoldaten. In de Franse Tijd verdwenen gedeserteerde militairen hier achter slot en grendel, totdat boze burgers in november 1813 de toren bestormden om hen te bevrijden.
Het gebouw diende hierna korte tijd als rekruteringskantoor voor soldaten in het Indische leger. Voor onderhoud had de stad geen geld, zodat de Jan Roodenpoortstoren in 1829 werd gesloopt, hetgeen ook de doorstroom van het brugverkeer ten goede zou komen. De gemeente had de toren voor een eventuele herbouw laten opmeten door stadsarchitect Abraham van der Hart, maar daarvan is tot nog toe weinig terechtgekomen.
Header: Ets uit 1664 van de Torensluis met de Jan Rodenpoortstoren. Stadsarchief Amsterdam