Op woensdag 8 mei 1946, precies een jaar nadat geallieerde troepen het bevrijde Amsterdam waren ingetrokken, arriveerde de Britse oorlogsleider en oud-premier sir Winston Churchill in de stad om er zes dagen lang te gast te zijn op het paleis op de Dam. Het werd een zegetocht. Amsterdam was uitgelopen om de staatsman, die vergezeld werd door echtgenote Clementine en dochter Mary, toe te juichen.

De zegetocht kreeg een vervolg op zaterdag 11 mei, toen hij, steeds het V-teken makend, nader kennis maakte met de stad en zijn bevolking. Het gemeentebestuur bood hem toen een lunch aan in het Diaconiehuis op de Amstel, waar nu de Hermitage is gevestigd.

Churchill had een druk programma af te werken. Op donderdag sprak hij in de Ridderzaal de Staten-Generaal toe, met een pleidooi voor een verenigd Europa. Een dag later kreeg hij een eredoctoraat in Leiden, met als promotor professor R.P. Cleveringa, decaan van de rechtenfaculteit. Diens op 26 november 1940 uitgesproken protest tegen het ontslag van Joodse hoogleraren had tot sluiting van de Leidse universiteit geleid en voor hemzelf tot een langdurig gevangenisverblijf.

Toen de Britse oud-premier zaterdag tegen twaalf uur het paleis verliet om naar het stadhuis te gaan, was de drukte al overweldigend. In de versierde Raadzaal werd hij toegesproken door waarnemend burgemeester Bernard Franke, die hem namens de burgerij dankbaarheid betuigde. ‘In al die verschrikkelijke oorlogsjaren was het uw stem, die ons op het hart drukte, niet te wanhopen, omdat onze bevrijding zeker was. Wij luisterden en geloofden en bewonderden en onze dank is oneindig groot.’

Daarna nam wethouder Wim Schokking het woord, waarin hij schetste hoezeer de Jodenvervolging de stad had geraakt. Na hulde gebracht te hebben aan de verzetsbeweging en de geallieerde oorlogsinspanningen overhandigde hij Churchill de Gouden Medaille van de stad, de hoogste stedelijke onderscheiding.

Terwijl de politiekapel de Tipperary-mars speelde stapte Churchill – met een flinke havanna – in de gereedliggende rondvaartboot Prinses Irene om naar het Diaconiehuis te varen. Zwaaiend naar de menige op de wallen vanuit het opengeschoven dak van de boot, slechts gehinderd door de vele bruggen en zijn hoge hoed, bereikte hij die bestemming.

Eenmaal aangekomen op Amstel 51 werd the grand old man eerst ontvangen in de bestuurskamer. Die was voor de gelegenheid gestoffeerd met van het Rijksmuseum geleende Louis XIV-stoelen, maar Churchill verkoos een gewone stoel die naast de deur stond. Nadat de oudste bewoonster, weduwe van Gorkum-Coehoorn (93) lady Churchill een bos rode tulpen had overhandigd, bood bestuursvoorzitter H.J. van Lennep haar echtgenoot een bijzonder geschenk aan: een ingelijst portret van John Churchill, de eerste hertog van Marlborough uit 1705. Deze voorvader van de staatsman was een gevierd geallieerd opperbevelhebber geweest in de strijd tegen de Franse koning Lodewijk XIV tijdens de Spaanse Successieoorlog.

Het portret al eeuwenlang in de ontvangstkamer van het gesticht gehangen en sloot mooi aan bij het geschenk dat hem door de regering was aangeboden: de correspondentie tussen Marlborough en raadpensionaris Heinsius, voor het Rijksarchief een aderlating van 613 brieven, die overigens wel eerst waren gekopieerd.

De lunch vond plaats in de Kerkzaal, die voor de gelegenheid door Rijksmuseumdirecteur David Röell opgesierd was met gobelins, tapijten en schilderijen uit de museumcollectie en met drie kroonluchters die waren geleend van de Portugees-Israëlietische Synagoge. Voordat hij aan tafel ging, vertoonde Churchill zich nog voor het raam aan de tuinkant, waar de in de binnentuin verzamelde bewoners hem toejuichten, hetgeen hij beantwoordde met diepe buigingen en het V-teken.

De maaltijd werd geopend door de eregast zelf, die een dronk uitbracht op Hare Majesteit, beantwoord door wethouder Schokking die toastte op de Engelse koning. Na de hors-d’oeuvre hield dezelfde wethouder een toespraak waarin hij de dankbaarheid voor de voedseldroppings aan het eind van de oorlog memoreerde en enigszins schuldbewust opmerkte dat de voortreffelijke spijzen van de lunch contrasteerden met de soberheid die het volk nu moest betrachten.

Na de maaltijd kreeg de eregast een enorme sigaar aangeboden en kwamen de twee in livrei gestoken stadhuisboden die Churchill bediend hadden aanzetten met een zilveren waterkan en schaal om de handen te wassen. Deze waren in 1655 gebruikt na het inwijdingsdiner van het stadhuis op de Dam, het gebouw waarin hij logeerde.

Na de maaltijd vertrok de 71-jarige staatsman per auto naar de Dam, waar koningin Wilhelmina opgehaald werd om naar De Ruyterkade te rijden. Daar liet het gezelschap zich inschepen om een tochtje over het IJ te maken. Dat had door het vele vlagvertoon op de vele vaartuigen een feestelijk aanblik gekregen. ’s Zondags ontving het prinselijk paar de Churchills op paleis Soestdijk en een dag later volgde nog een zegetocht door Rotterdam.

Op de dag dat Churchill in Amsterdam was gearriveerd, besloot de raad de Noorder Amstellaan naar hem te vernoemen.

Oude klare

Bij thuiskomst schreef Churchill aan koningin Wilhelmina: ‘Ik zal de zeeën van opgewekte en blije gezichten die mij verwelkomden in de straten van Amsterdam, Rotterdam en Leiden nooit vergeten’. Het enige minpunt van zijn bezoek, vertelde hij later aan vrienden, was zijn kennismaking geweest met oude klare, hem geoffreerd in het KLM-toestel op de terugreis. Die haalde het toch niet bij whisky.

Header: Churchill opent de maaltijd met een dronk op Hare Majesteit. Unifoto / Stadsarchief Amsterdam