Lastage betekent letterlijk het gewicht dat een schip kan of mag vervoeren. Het is ook de oude naam van de Nieuwmarktbuurt. In de 16de eeuw was dit deel van Amsterdam niet veel meer dan een drassig stuk land buiten de vestingmuren – het is moeilijk nog voor te stellen. Het Waaggebouw – waar de wandeling begint – was toen een stadspoort, genoemd naar de dijk waarmee de poort verbonden was: de Sint Antoniesdijk. In dit moerassige gebied had het IJ een inham de Waal geheten, waar zeeschepen konden aanmeren. Het directe achterland was industriegebied voor de scheepsbouw en meer landinwaarts voor het drogen van geverfde lakens op ramen.
Bebouwing was er niet toegestaan, “want met zo’n rommel voor de deur was de stad slecht te verdedigen tegen invallen van bijvoorbeeld de Geldersen”, valt te lezen in Dit volckje seer verwoet van Flip ten Cate (1988). Een ander argument was dat de Lastage de gemeente geen belasting opleverde, terwijl de touwslagers, houthandelaren, mastenmakers en scheepstimmerlieden wel concurreerden met bedrijfjes in de binnenstad. Maar de nieuwkomers in de Lastage trokken zich niks van het stadsbestuur aan en bouwden toch hun huizen in de drek voor de Sint Antoniespoort. Een tegendraadse houding die ooit nog de redding van de buurt zou betekenen.
De Lastage kwam binnen de stadswallen te liggen met de aanleg van nieuwe vestingwerken in 1585. Het anarchistische buitengebied werd officieel bij de stad getrokken en groeide uit tot een woonbuurt met veel kleine bedrijfjes. Het oude patroon van paden, sloten en gangen sluit nog steeds nauw aan op het huidige straten- en grachtenplan.

Romantische idealen

Ons startpunt is de Nieuwmarkt, het epicentrum van de buurt. De middeleeuwse oorsprong wordt versterkt door het Waaggebouw, dat met zijn torens iets wegheeft van een klein kasteel. De voormalige stadspoort diende na de omwalling als waag en bood ruimte aan gildes die ieder een eigen ingang hadden. Boven een van de poorten is nog steeds ‘Theatrum Anatomicum’ te lezen. Hier zaten de chirurgijns en schilderde Rembrandt professor Nicolaas Tulp die een lijk ontleedt tijdens de anatomische les. Het gebouw diende later als brandweerkazerne, gemeentearchief en museum en is nu een café-restaurant.
We lopen langs verzorgingstehuis De Flesseman op nummer 77, ontworpen door architect Hendrik Wijdeveld in de stijl van de Amsterdamse school. Opdrachtgever was de Joodse textielhandelaar I. Flesseman, die er voor de oorlog damesmodeartikelen, kant en fournituren verkocht. In 1987 vond hier het eerste bewonersinitiatief van de buurt onderdak: een centrum voor ouderen. Op de muur van het buurpand is nog steeds de tekst van de actievoerders te lezen die zich in 1970 verenigden in Aktiegroep Nieuwmarkt. De groep bestond uit mondige bewoners, provo’s en krakers van het eerste uur die zich als ‘pittbulls’ opwierpen om de verpauperde buurt te behoeden voor de sloophamer. “Wij willen een stad met buurten waar wonen, spelen, werken, leren en winkelen vlakbij en door elkaar gebeurt, voor jonge én oude mensen”, stond jarenlang op een huismuur te lezen.
Deze romantische idealen worden waargemaakt in de Dijkstraat (rechtsaf). Het aangrenzende J.W. Siebbeleshof is een mooi voorbeeld van sociale woningbouw midden in de stad op een aantrekkelijke plek: een groen plein met speelplaats, publieke kunst en grenzend aan het water. Boven de parkeergarage zijn mozaïektegels gelegd, gemaakt door buurtkinderen, waarop de regels van een lied te lezen zijn. Minder utopisch zijn de metalen hekken. De centrumbuurt heeft zijn shabby kant nooit helemaal verloren, waardoor dit ‘klein Venetië’ soms het straattoneel is van wildplassers, junks en in diepe slaap weggesukkelde alcoholisten.

Naoorlogse krottenwijk

Het beeld verandert op de Krom Boomssloot (rechtsaf). Daar kijken we uit op voormalige pakhuizen, al in de jaren zeventig verbouwd tot luxe appartementen en lofts. Het waren de eerste voorbeelden van veryupping in de buurt, die toen aan een voorzichtige opmars begon. De vrees voor te veel hoogopgeleide, kleinzerige tweeverdieners die geen tijd hebben voor buurtvergaderingen en alleen maar klagen over (geluids)overlast, zit er nog steeds in bij sommige buurtbewoners. Links over de Snoekjesgracht passeren we de achterkant van het Pintohuis, het voormalige woonhuis uit 1680 van de rijke Portugees-Joodse familie Pinto (kooplieden en bankiers) en komen via de Sint Antoniesluis (rechts) uit op de Jodenbreestraat.
Als het aan de gemeente lag in de jaren zestig was hier een vierbaansweg gekomen die van de Wibautstraat en het Weesperplein dwars door buurt zou denderen. De gemeente deed actief aan cityvorming en wilde schoon schip maken. Weg met de aftandse naoorlogse krottenwijk die de Nieuwmarkt toen was. Er moest een moderne stadswijk komen met luxueuze kantoorgebouwen. Wonen deed de stedeling voortaan in buitenwijken, prima bereikbaar met de nog aan te leggen metro van Bijlmer naar Centraal Station. De metroplannen ontketenden een jarenlange strijd tussen bewoners en bestuur.
De verpaupering was een tragische erfenis van de Tweede Wereldoorlog. Weinig Amsterdamse buurten zijn zó hard getroffen. Voor de oorlog was de Nieuwmarkt nog dé Jodenbuurt van Amsterdam, maar die samenstelling veranderde radicaal. Tijdens de razzia’s in 1941 werden Joodse bewoners uit hun huizen gehaald en via Westerbork naar de Vernichtungslager gezonden. Veel huizen kwamen leeg te staan. De brandstofschaarste zorgde er tijdens de Hongerwinter voor dat de overgebleven buurtbewoners begonnen met de sloop van leegstaande huizen. Na de oorlog verpauperde de buurt verder. De jarenlange strijd tussen de gemeente en bewoners legde alle bouwactiviteiten stil. Geen enkele huiseigenaar voelde zich geroepen zijn pand te onderhouden als het toch werd gesloopt.

Meer Ons Amsterdam? Meld je aan als abonnee!

Lakenweverijen

Rechts om de hoek van de Sint Antoniebreestraat gaan wij onder de poort door het Zuiderkerkhof op. Daar is het Pentagon gebouwd. Een van de meest uitgesproken voorbeelden van stadsvernieuwing en herwaardering van de stad als woon-, werk- en winkelplek in de jaren tachtig. Zo heel ánders dan het ‘citymodel’, waarin werken en wonen gescheiden waren. Onder de koop- en huurwoningen tekende architect Theo Bosch galerijen waar bedrijven zich konden vestigen. De buurt had gewonnen. Min of meer dan. De autoweg ging niet door, maar de metro wel. Uiteraard niet zonder concessies. Waar gesloopt was voor de metro kwamen nieuwe woningen binnen het oude stratenpatroon. Allemaal op de menselijke maat en met als voornaamste bestemming sociale woningbouw.
Het contrast tussen de inmiddels al weer wat verouderde nieuwbouw en de Zuiderkerk uit 1602 had bijna niet groter kunnen zijn. Architect Hendrick de Keyser ontwierp het eerste protestantse godshuis in Amsterdam in renaissancestijl. We verlaten het Zuiderkerkhof aan de linkerkant en komen uit in de Ververstraat. Een smalle pastelkleurige straat die wat verscholen ligt tussen de Groenburgwal en Zwanenburgwal. De naam verwijst naar de middeleeuwse textielindustrie. Hier lagen voor de omwalling lakenweverijen waar de wol na het wassen, weven en verven op houten raamwerken werd gespannen om op te rekken. Een blikvanger is de luchtbrug die de later gekraakte pakhuizen (10-14) van de Gebroeders Leeuwenberg (handelaars in ijzerwaren wapens) met elkaar verbond. Opvallend is ook het Bianca Castafioreplein. Een postzegelplein met glijbaan, genoemd naar niemand minder dan de operazangeres uit de stripboeken van Kuifje.

Uilenburger Synagoge

Het beeld van Spinoza doemt op als we na de Staalstraat bij de Stopera aankomen. De bouw van deze kolos – ontworpen door de architecten Cees Dam en Wilhelm Holzbauer – midden in de oude Amsterdamse Jodenbuurt was vanaf het begin omstreden. Er moest ondermeer een Joods weeshuis voor wijken. Protest en tegenwerking – tot aan het in brand steken van machines en bouwmaterialen – bleven niet uit maar konden de bouw niet stoppen. Op 23 september 1986 was de opening. Mis in de Stopera niet de NAP-paal. Het nulpunt van het Normaal Amsterdams Peil is in 1988 verplaatst van de Dam naar het stadhuis.
De Stopera verlaten we aan de Waterloopleinkant en steken rechtdoor dwars over de Jodenbreestraat door de Uilenburgersteeg naar de Nieuwe Uilenburgerstraat, met rechts op nummer 175 diamantenslijperij Gassan, waar exclusieve sieraden en horloges worden gemaakt. De blinkende Porches en BMW’s van het koopkrachtige publiek verrassen niet. Wel de toeristenbussen, maar er blijken gratis rondleidingen te zijn. Op nummer 91 zit de Uilenburger Synagoge, gebouwd in 1766 en een van de oudste herinneringen uit de tijd dat de Nieuwmarkt nog een volwaardige Jodenbuurt was.
We lopen deze wat stille grijze straat uit, gaan twee keer links en wandelen de vroegere verdedigingsgracht de Oude Schans op. Vervolgens weer naar links en het water over om in de Korte Koningsstraat uit te komen. Dan rechts over de Krom Boomssloot, waar op nummer 22 de Armeense kerk zit, een initiatief van Armeense kooplieden die vanaf 1630 naar Amsterdam kwamen en handelden in ruwe zijde en edelstenen. In 1714 kreeg de gemeenschap officieel toestemming van het stadsbestuur om van dit pakhuis een kerk te maken. Net als de synagoge wordt dit gebouw weer gebruikt voor kerkdiensten.

Blauwe Maandag

Verderop ligt de Recht Boomssloot (linksaf). Weer zo’n sierlijke, intieme gracht in de luwte van de stad. Het is moeilijk voor te stellen dat op 24 maart 1975 hier de eerste grote veldslag plaatsvond tussen actievoerders en ME. Die datum is de geschiedenis ingegaan als ‘Blauwe Maandag’, een verwijzing naar het blauwe ME-tenue. Om zeven uur ’s ochtends begon de ontruiming van de eerste buurtpanden op nummer 24-26 die voor de metro moesten wijken. Betogers beklommen de Zuiderkerktoren en luidden langdurig de klokken. Na negen uur braken overal straatgevechten uit en vlogen de stenen door de lucht. Een dag later stond de Lastageweg, waar we nu rechts inlopen, op de ontruimingslijst.
Via de Binnen Bantammerstraat – de vroegere Chinese straat – steken we het water over naar de Gelderse Kade, waar het nieuwe Chinatown begint met als icoon de He Hua Tempel op de Zeedijk. Volg de geur van gember en knoflook naar de Nieuwmarkt. Van het oorspronkelijke marktplein waar boeren in de middeleeuwen hun boter, kaas en eieren verkochten, zijn nog maar een paar vaste kramen overgebleven met bloemen, vis en groenten. Het dorpsplein is veranderd in een stadsplein en dat stadsplein verandert steeds meer in een toeristenplein. Totdat de eigenzinnige bewoners het zat zijn en een nieuwe actiegroep oprichten.

Met dank aan stadssocioloog Leon Deben voor zijn hulp, betrokkenheid en de mooie winterwandeling door de Nieuwmarktbuurt