De gereformeerde Pelgrimskerk, de rooms-katholieke De Goede Herder en de (oorspronkelijk hervormde) Pinksterkerk aan de Van Boshuizenstraat zijn niet alleen bijzonder om hun architectuur, maar vooral om hun rol in de stedenbouwkundige opzet van Buitenveldert. De architectuur van de drie gebouwen is een voorbeeld van de veranderende manier waarop de geloofsgemeenschappen in de (stedelijke) samenleving wilden staan.

De drie zijn gebouwd in een periode van ontkerkelijking. Kerkgenootschappen wilden een nieuwe positie innemen in de samenleving, en zij lieten kerken ontwerpen met moderne soberheid, maar toch ook een herkenbare ‘sacrale’ uitstraling.

In de verzuilde maatschappij van vóór de Tweede Wereldoorlog woonde iedere geloofsgroep min of meer in zijn eigen ‘biotoop’. Er waren in Amsterdam complete buurten met een eigen godsdienstige richting of cultuur (protestants, katholiek, joods of socialistisch) – en dus met een eigen kerkgebouw, eigen scholen, eigen sportclubs en woningen van eigen woningbouwverenigingen. Na de Tweede Wereldoorlog werd die samenhang steeds meer losgelaten.

Buitenveldert, onderdeel van het Algemeen Uitbreidingsplan van Amsterdam (AUP), is vóór de Tweede Wereldoorlog bedacht, maar pas erna uitgevoerd. Het is daarmee een van de laatste voorbeelden in Nederland waarin de verzuiling is vertaald in de stedenbouwkundige structuur. De ruimtelijke opzet van deze drie kerken aan de Van Boshuizenstraat is zo bedacht door Cornelis van Eesteren, de schepper van het uitbreidingsplan: ‘Als je werkelijk wilt weten hoe ik het AUP bedoeld heb, dan moet je in Buitenveldert gaan kijken.’

Opvallend onopvallend

De aanleg van Buitenveldert begon in 1955, tegelijk met die in Nieuw-West. In 1959 werden de eerste woningen in gebruik genomen. Tussen 1964 en 1968 verschenen de drie kerken aan dezelfde straat op gepaste afstand van elkaar. In de 19de eeuw schreef de Wet op de Kerkgenootschappen namelijk al voor dat er minimaal 200 ellen, circa 140 meter, tussen een nieuw kerkgebouw en een bestaand kerkgebouw moest zitten om conflicten tussen kerkgenootschappen te voorkomen. Tussen deze drie kerken in Buitenveldert is daarom 200 meter afstand gepland, waarbij woonblokken de gebouwen van elkaar scheiden. Zo hoefde je vanuit de protestantse kerk niet de rooms-katholieke processie te zien.

De kerken vallen op door hun onopvallendheid: ze zitten haast verstopt tussen de woonblokken, die met hun vier woonlagen duidelijk dominanter in het straatbeeld zijn dan de kerken. Dit sluit aan bij de manier waarop geloofsgemeenschappen in de jaren zestig hun geloof beleefden temidden van vernieuwingen en veranderingen in de maatschappij, waaronder de eerste fase van ontkerkelijking. Protestante en katholieke kerken gingen steeds meer samenwerken. Traditionele theologische scheidslijnen vielen weg en men was meer naar buiten gericht, waardoor de architecten meer vrijheid kregen in hun ontwerp.

Daarnaast was het de tijd van wederopbouw en woningnood. Ook kerkgebouwen moesten niet te duur zijn, dus in bescheiden laagbouw zonder een hoge toren die boven alles uitsteekt. Het was een soort architectonische anticlimax: kerken domineerden niet langer de omgeving, maar staan als dwergen tussen de stedelijke bebouwing.

Loop over de Van Boshuizenstraat en de gebouwen komen plotseling tevoorschijn. Ze zijn duidelijk te herkennen als kerk, maar op een bescheiden wijze. De architectuur is sober en functioneel, met bijgebouwen voor doordeweekse gemeenschapsactiviteiten. Ze hebben geen torens, maar wel een ‘modern’ markeringselement waardoor ze herkenbaar zijn, als bakens aan de lange straat.

Handenarbeidlokaal

In 1960 werd door de Nederlands Hervormde Gemeente aan de Van Boshuizenstraat een houten noodkerk gebouwd, de Pinksterkapel, met plek voor ongeveer tweehonderd kerkgangers. Het noodgebouwtje was afkomstig uit de Noordoostpolder. In 1964 begon de bouw van de nieuwe Pinksterkerk op Van Boshuizenstraat 652, naar ontwerp van de architect Marius Duintjer. Hij was in die jaren zeer actief in Amsterdam en Amstelveen, waar hij de Kruiskerk en de Opstandingskerk (de ‘Kolenkit’) ontwierp, de nieuwbouw van de Nederlandsche Bank aan het Frederiksplein en de Christelijke Scholengemeenschap Buitenveldert (1963).

Zijn Pinksterkerk is een laag vrijstaand bungalowachtig gebouw omringd door groen met in plaats van een toren een constructie van stalen balken door de kunstenaar André Volten. Sinds 1975 is de kerk in gebruik bij de Pinkstergemeente, en wordt Bethel Pinksterkerk genoemd.

Tweehonderd meter verderop, op Van Boshuizenstraat 560, staat de Pelgrimskerk uit 1964. De Geformeerde gemeente in Buitenveldert telde eind 1961 ongeveer 580 leden, en groeide spectaculair – een jaar later waren het er al meer dan 1100. Er moest dus snel een kerk worden gebouwd. Het ontwerp van architect Arend Rothuizen voorzag in een kerkruimte met zevenhonderd zitplaatsen, en in de bijgebouwen een vergaderzaal met ruim honderd zitplaatsen, een kerkenraadskamer, een catechisatielokaal, een ruimte voor een sociaal werkster, een handenarbeidlokaal, een fietsenstalling, enzovoort. Op 19 december 1963 werd de kerk in gebruik genomen. Het was daarmee het eerste echte kerkgebouw in Buitenveldert, want de Pinksterkerk was nog niet klaar – de hervormden kwamen nog bijeen in hun noodkerkje.

De Pelgrimskerk heeft een hoge kerkzaal met een open plattegrond en een opmerkelijke ijle toren in de vorm van een pelgrimsstaf. Inmiddels is het gebouw veel te groot voor de gekrompen gemeenschap. De grote kerkzaal is in de jaren negentig al eens verkleind tot driehonderd stoelen, waarbij het plafond werd verlaagd. Maar door het afnemend aantal kerkgangers kerkt de gemeenschap momenteel in de verderop gelegen De Goede Herder op Van Boshuizenstraat 422.

Gezicht naar de gelovigen

Dit is de derde in het plan, een rooms-katholieke kerk uit 1968 van architect Albert Brenninkmeijer. Ook de katholieken in Buitenveldert zagen de noodzaak van een kerk in de nieuwe tuinstad, en al in januari 1961 kreeg ‘bouwpastoor’ Drost opdracht tot het stichten van een parochie. De eerste steen werd pas in februari 1968 gelegd, en het gebouw werd in oktober van dat jaar gewijd.

De Goede Herder markeert het eindpunt voor rooms-katholieke kerkbouw in Amsterdam, en in mindere mate voor de rest van het land. Het exterieur en interieur van de kerk voldoen aan moderne richtlijnen van de tweede Vaticaanse concilie, en laten een veranderende manier van kerk-zijn zien. Daarbij staat de pastoor bijvoorbeeld niet langer op een verhoging ver van de kerkgangers, maar dichterbij in het midden van de gemeenschap, met het gezicht naar de gelovigen.

Ook De Goede Herder is een laag, bescheiden gebouw. Boven de ingang staat een metalen klokkenstoel met één klok en een kruis. De kerkzaal heeft aan alle vier de zijden indrukwekkende glas-in-loodramen en achter het altaar het werk De geest zweeft over de wateren, alle ontworpen door Jaap Min. De kerk is nog in gebruik: in De Goede Herder komt verder ook de oecumenische kerk Indonesië bijeen, en de Kroatische parochie van Amsterdam.

De manier waarop religie en de verzuiling van de jaren zestig door Van Eesteren is verwerkt in het stedenbouwkundig plan van Buitenveldert wordt bedreigd, onder meer door de hoge druk van nieuwe ontwikkelingen in dit deel van de stad. De Pelgrimskerk en de grond eronder zijn in 2022 verkocht. Er zijn plannen om het kenmerkende gebouw te slopen, ten behoeve van nieuwbouw op dit perceel, mogelijk woningen of een ‘multifunctioneel centrum’, waarin de gereformeerden kunnen terugkeren.

Daarmee zou de stedenbouwkundige structuur van Van Eesteren worden opengebroken, evenals de nog redelijk gave architectuur van de jaren zestig in dit deel van Buitenveldert. Het gebouw heeft een gemeentelijke monumentenstatus ‘orde 2’, wat betekent dat het bij voorkeur moet worden behouden, maar dat biedt geen definitieve bescherming. Voor de toekomst is het echter van groot belang dat de herkenbaarheid van de plek en het verhaal van het verzuilde Buitenveldert behouden blijven.

Header: Pinksterkerk in 1966. J.M. Arsath Ro'is. Stadsarchief Amsterdam