WIE RUUD BRIENEN

(55) is orgeldraaier. Deed MTS en werkte bij de Hoogovens tot zijn achttiende. Bouwde in 1990 draaiorgel De Bandiet waarmee hij zijn geld verdient. Is bestuurslid van de Kring van Draaiorgelvrienden.

Op zaterdag klokslag 11 uur trapt Brienen met De Bandiet af op het Haarlemmerplein. Dit fraaie orgel is gebouwd bij de firma E. Pluer in Bussum, die alle soorten draaiorgels bouwt, restaureert en verhuurt. Sinds 1898, dus 23 jaar nadat de Belg Leon Warnies in 1875 met draaiorgels begon in Amsterdam. Pluer is volgens Brienen ‘de beste orgelfabriek ter wereld’.

De Bandiet is een klassiek straatorgel, dat draait op conventionele draaiorgelboeken. Het repertoire is aanstekelijk en veelzijdig. Van Wat een geluk (dat ik een plekje van de wereld ben) van Rudi Carell tot de tune van Bassie en Adriaan, van Rond van borst (in je togus een leverworst) van Manke Nelis tot Zwemmen in Bacardi Lemon van Mart Hoogkamer. En natuurlijk klinkt op de route veelvuldig een Jordaanmedley, met Bij ons in de Jordaan en Aan de voet van die oude Wester.

Mansen

Onderweg blijkt dat Ruud Brienen iedereen kent en dat iedereen Ruud Brienen kent. In de Jordaan heet hij ‘Ruud Bandiet’, naar zijn draaiorgel. Die bijnaam past hem als een handschoen, met zijn ondeugende blik en aanstekelijke lach. Hij is even innemend als brutaal en altijd opgewekt: ‘Als je van deze muziek niet vrolijk wordt, moet je dit werk niet doen’. ‘Mansen’ – oftewel: geld ophalen in een rammelend bakkie – kan hij als de beste. Zijn strategie is vrolijkheid, oogcontact en mensen aanspreken: ‘Als je geen contact maakt, vang je niks’.

Een bewoner van verpleeghuis De Rietvinck bij het begin van de Haarlemmerdijk rijdt langs met haar scootmobiel en gooit een paar muntjes in het mansbakkie: ‘Deze muziek hoort bij Amsterdam,’ zegt ze. ‘Ik geef Ruud altijd geld. Meestal vijftig cent.’ Een andere buurtbewoner lacht: ‘Als ik Ruud zie en hoor, is mijn dag goed.’

De Z-krant-verkoper bij EKO Plaza op de Haarlemmerdijk danst spontaan op de rinkelende klanken van Geef mij maar Amsterdam. Van kapster Sanne bij SAZA Care krijgt Ruud Bandiet een bakkie koffie. Igor van Leeuwen, eigenaar van kledingwinkel De Mof komt naar buiten om geld in het bakkie te gooien: ‘Met Ruud Bandiet is het altijd vrolijk in de straat’. Verderop krijgt de orgeldraaier een zak patat bij de nieuwe friettent Oma’s Friet.

Orgelverslaving

De passie voor het draaiorgel begon in Brienens prille jeugd. Als kleuter liep hij met zijn oma over het Damrak. Daar hoorde hij voor het eerst een draaiorgel en daar begon zijn orgelverslaving. Als jochie van zeven sprong hij in Alkmaar, waar hij opgroeide en nog altijd woont, achterop het orgel De Grote Wellershaus. ‘Ik vond alles prachtig: de muziek, de bewegende poppetjes, de trommeltjes, de belletjes, de techniek. Toen ik tien jaar was, hielp ik op woensdagmiddag mee, belde ik overal aan. Kreeg ik een knaak voor’.

Op zijn achttiende kocht Ruud Brienen zijn eerste draaiorgel, maar dat werd al snel te klein. Hij liet De Bandiet bouwen en begon met zijn gloednieuwe orgel in de Haarlemmerbuurt en de Jordaan. ‘In 1990 waren de Haarlemmerdijk en de Haarlemmerstraat achenebbisj-straten. Ik dacht eerst: wat dóe ik hier? Maar ik kon goed opschieten met de straatmanager, Nel de Jager, die in 2019 overleed. Dankzij haar werd de Haarlemmerstraat verkozen tot een van de leukste winkelstraten van Nederland. Als Nel vroeg of ik met De Bandiet voor de Sint uit wilde rijden, deed ik dat. Voor nop. Voor Nel en voor de buurt.’

Zo werd hij er populair en die populariteit is alleen maar toegenomen. Nou ja, behalve bij mensen die niet van draaiorgelmuziek houden. Ruud Bandiet wijst naar een bovenraam en zegt met een brede grijns: ‘Hier komt wel eens een ei naar beneden.’

Qr-code

In de zomer van 2020 maakte de gemeente hem het werken onmogelijk, toen zijn vergunning werd ingetrokken. Straatmuzikanten waren tijdens de lockdown taboe vanwege het verbod op samenscholing. Waanzin, vond hij. ‘Bij draaiorgels blijft niemand lang stilstaan. En ik blijf op één plek altijd maar kort.’ Inmiddels is zijn vergunning voor langere tijd verlengd. Tegenwoordig kunnen mensen ook hun bijdrage geven via een qr-code, die geplakt zit onder de onderkant van de geldbus. Een hele uitkomst, nu mensen weinig kleingeld op zak hebben.

Ruud is met zijn Bandiet ook geregeld te zien en te horen in de Kalverstraat, op de Nieuwendijk en de Albert Cuyp, maar de Haarlemmerbuurt en de Jordaan blijven zijn favoriet. Hij is in te huren door winkels en voor feesten, bruiloften en partijen. Bij grote evenementen komt hij met zijn andere orgel, dat hij ‘het rijdende kasteel’ noemt: De Kaaspoorter van bijna zeven meter lang en vierenhalve meter hoog.

In de Haarlemmerstraat komt een bewoner naar beneden met een handvol munten: ‘Je kan de klok gelijk zetten op Ruud. Als ik hem hoor, haast ik me naar beneden.’ Een oudere dame komt aansnellen uit de Binnen Vissersstraat, waar ze ‘al honderd jaar’ woont: ‘Ruud hoort bij Amsterdam, altijd gezellig’.

Klokslag twee uur legt Ruud Bandiet aan bij zijn grote vriend Johan Struwe van Tabakshuis Amsterdam in de Haarlemmerstraat. De voormalige eigenaar van Struwe Tabakshuis staat in het weekend nog achter de toonbank, altijd rokend en altijd goed voor een praatje en een grap. Het afdekzeil gaat over De Bandiet, want hier wordt een half uur bijgepraat over alles en nog wat. De sfeer is jolig: ‘Wát, geen koekjes!?’ Het is een vast ritueel, want koekjes zijn er altijd.

Highway to hell

Bij Struwe wordt rechtsomkeert gemaakt. We rijden gemotoriseerd (‘Hou je goed vast, hè’) terug in de Haarlemmerstraat, via de Binnen Oranjestraat en de brug over de Brouwersgracht naar Café ‘t Papeneiland, hoek Brouwers- en Prinsengracht. Ook een vaste stek, waar Tiel Netel junior –Tiel senior overleed in februari – steevast een biertje aanbiedt. Op het terras gaan de munten gul in het mansbakkie. Er volgt een afslag via de Willemsstraat naar de Goudsbloemdwarsstraat, waar Ruud bij Louman altijd een plakkie worst krijgt.

Op de Lindengracht met de zaterdagmarkt parkeert hij zijn Bandiet behendig op vrije plekjes langs de markt. Alle kooplieden kennen hem en geven gul. Bij de kraam van het Holland Kaas Centrum fluistert een van de verkoopster hem iets in het oor. Even later speelt De Bandiet Lang zal-ie leven, want kaasboer Aad is vandaag zeventig geworden. De jarige danst in de kraam met een van de verkoopsters en klanten zingen uit volle borst mee. Het ritueel ‘lullen en bakkie vullen’ gaat verder: over de Noordermarkt met de biologische markt en in de Westerstraat.

Op de hoek van de Westerstraat en de Violettenstraat (waar Herman Tulpen uit Amsterdam Emmink in 1927 werd geboren), zit een bejaarde man in het zonnetje. Hij heeft een verzoeknummer en dat is niet Tulpen uit Amsterdam: ‘Heb je AC/DC?’ En ja hoor, even later galmt een draaiorgelversie van Highway to hell door de Westerstraat. Dat levert extra centjes op. ‘Miljonair word ik er niet van,’ zegt Ruud. ‘Voor mij is belangrijk dat ik iedere dag met mijn draaiorgel bezig ben. Ik heb geen pensioen, dus ik blijf draaien. Altijd maar draaien.’