Eigenlijk is dit al de twééde Pollux, en ook de Pollux I had diverse voorgangers, al droegen die andere namen. Het begon met de Dordrecht, een afgekeurd transportschip, dat in 1849 in het Oosterdok werd afgemeerd als praktijkschool (met internaat) van het net opgerichte Matrozen-Instituut. Dat instituut was opgericht voor ‘jongelingen van minderen stand, ten einde dezelve op te leiden tot bekwame matrozen’. Jongens dus die te arm waren voor de prestigieuze Kweekschool voor de Zeevaart op de Prins Hendrikkade, maar die het langs deze weg (met veel ambitie en geluk) in principe toch tot kapitein konden schoppen. De Dordrecht werd opgevolgd door de Venus en later de Ajax en de Zeehond. Die laatste werd in 1913 vervangen door de ijzeren brik Pollux. Maar die werd op den duur te klein, zodat in 1940 bij de werf Verschure & Co een nieuw opleidingsschip werd besteld, ditmaal een bark. Echt varen kon de bark overigens niet; daarvoor lag het niet diep genoeg en ook de dunne masten waren niet berekend op een fikse wind in de zeilen. De naam Pollux was intussen zo dierbaar geworden, dat ook dit nieuwe schip die naam kreeg.
De ligplaats was van meet af aan het Oosterdok, met het achterschip gemeerd tegen de Oosterdokskade. Op 4 januari 1941 werd de Pollux II in dienst gesteld. Op het schip werd tot september 1944 ondanks de moeilijke omstandigheden, doch met hulp van de Amsterdamse scheepvaartmaatschappijen, de opleiding tot ‘Volmatroos bij de Handelsvaart’ voortgezet. Op 16 november 1944 werden schip en inventaris door de Duitse bezetters geconfisqueerd. De Engelse marine trof de Pollux op de bevrijdingsdag in IJmuiden aan en droeg het schip op 20 juni 1945 als oorlogsbuit over aan de Nederlandse marine. Opnieuw werd de onttakelde Pollux (zonder masten en overig rondhout) in januari 1946 naar Amsterdam gesleept, waar het bij Verschure & Co in zijn oude luister werd hersteld.
Voor de mast varen
Op de Pollux werden, zoals gezegd, vanouds de ‘kwekelingen’ opgeleid tot matroos op de handelsvaart. In de jaren vijftig nam de overheid de zorg over de opleiding over en kreeg het voorheen particuliere Matrozen-Instituut met zijn Pollux de status van Lagere Technische School voor de Zeevaart. Maar de behoefte aan matrozen die nog in masten konden klimmen nam snel af en de opleiding werd opgeheven. In de nacht van 19 januari 1989 werd het schip ten slotte, na 48 jaar in het Oosterdok, weggesleept naar IJmuiden. Het werd verkocht aan het IMTIN, een internationaal maritiem trainingsinstituut. Dat hield het niet lang uit en de verwaarloosde Pollux kwijnde weg in de buitenhaven van IJmuiden voor de Kleine Zeesluis. Op 15 juli 2003 werd het voor € 350.000 gekocht door de kleurrijke bootjesgek en ondernemer Harry Smit, oud-uitbater van café De Zeilvaart op de De Ruijterkade en redder van andere historische schepen, zoals de Hydrograaf (het oudste stoomschip van de marine) en de barkentijn Elisabeth. De voortvarende Smit stelde een ambitieus plan op om de Pollux te restaureren en inwendig te verbouwen tot een luxe conferentie- en partyschip. De verbouwing, die nu in volle gang is, zal naar schatting twee tot drie miljoen euro gaan kosten.
Sinds 10 juni dit jaar is de Pollux dan eindelijk weer terug in de Amsterdamse haven. Het ligt aan de noordelijke IJ-oever afgemeerd bij de voormalige NDSM-werf. Volgend voorjaar moet de Pollux, naar het zich laat aanzien in de fraaiste staat in haar lange bestaan, worden opgeleverd. Het mooiste zou zijn als de Pollux dan weer haar historische ligplaats in het Oosterdok terugkrijgt. Dan is de cirkel weer rond na zoveel jaar en is een verloren dochter terug in maritiem Amsterdam.
Harry Smits initiatief is allerminst voorbij gegaan aan de vele oud-leerlingen van het Matrozen-Instituut. Veel oudgedienden denken met weemoed terug aan hun jaren op de Pollux. De vaak jonge jongens zijn voor een belangrijk deel gevormd op de Pollux, waardoor het schip altijd deel is blijven uitmaken van hun leven. Dat geldt onder anderen voor Rob Martens, die na zijn opleiding werkte bij de marine (als dienstplichtige), de koopvaardij en vele jaren in de Amsterdamse haven bij de Koperen Ploeg als vletterman. Hij is nu 54 en komt weer regelmatig aan boord van de Pollux, om Harry Smit waardevolle tips te geven over wát wáár zat en hoe het interieur er in die dagen uitzag.
In het studiejaar 1965-1966 werd Rob Martens opgeleid tot volmatroos en bekwaamde hij zich in nautische vakken als wrikken, zeilen, steken leggen, splitsen en knopen, zeilnaaien, loden, laden-lossen-stuwen, wachtlopen en seinen met vlaggen. Maar ook werd de kwekelingen zindelijkheid, anker-exercitie, staaldraadsplitsen, vletroeien en tros uitbrengen bijgebracht.
Verhalen en anekdotes te over: “Op het achterschip, voor het heiligdom van ‘de commandeur’ liep een groene streep over de koekoek [kap met glas in het dek voor lichtdoorlaat in de verblijven daaronder – red.] en over het dek. Daar mocht je zonder toestemming niet voorbij op straffe van intrekking weekendverlof. Het loden [diepte peilen – red.] had in het Oosterdok natuurlijk altijd dezelfde uitkomst, daar waren we snel achter. Slapen in hangmatten, vier sneden brood met opsnit [vleeswaren – red.] – als je meer brood wilde kreeg je geen beleg – en ’s avonds sjoelbakken en schaken. Op dinsdagavond kwam de heer Van Herk van de SMN [de Stoomvaart Maatschappij Nederland] uit het Scheepvaarthuis plaatjes voor ons draaien. Roken was streng verboden en de snoodaard die dat toch deed kreeg van scheepskok Jonker een hengst met de grote magazijnsleutel. Een weekeind niet naar huis gold als alternatief!”
Naar de kerk en de Wallen
De jongens waren natuurlijk altijd wel in voor een beetje keet trappen, maar ondertussen moest er wel degelijk hard worden gestudeerd, herinnert Martens zich. “We moesten alle onderdelen van de tuigage uit ons hoofd leren. Waarom dat nodig was heb ik nooit begrepen, want zeilschepen had je toen ook al niet meer…” Dominee Bodaan, oud-vlootpredikant, en de boordpater zorgden voor onze godsdienstige verplichtingen. Er werd gebeden voor de maaltijd en iedere zondag moesten we verplicht – in matrozenuniform - naar de Sint Nicolaaskerk, en daar moest de pastoor voor tekenen. Die handtekening konden we aardig namaken en zodoende waren we in staat om ook de omliggende wijk (!) wat nader te bekijken, alhoewel daar op zondagmorgen niet veel te beleven was…” Van zijn tijd op de Pollux kan oud-kwekeling Martens moeiteloos de namen van de bemanning opnoemen: de koks Lou Vonk en Jaap Jonker, bootsmaat Wim Schaaf en bootsman Nico Visser.
Een legendarische Pollux-commandeur was Jan F. Viëtor. Martens herinnert zich nog goed dat iedere dag een van de jongens eropuit werd gestuurd om een pakje Craven A-sigaretten voor de commandeur te halen bij de sigarenwinkel in de Binnen Bantammerstraat, tegelijk met melk bij de melkboer. “Je was blij als jij aan de beurt was om dat te halen, want dan was je even van die boot af.” Het was ook prettig als je de wacht had tussen tien en elf ’s morgens want dan kwam de bakker aan boord met brood en dan kreeg de wachtsman twee puntjes.
Voor het op scherp stellen van een hangmat kreeg je een flinke douw [straf – red.], want dan kon iemand een aardige rugblessure oplopen. Elke woensdagavond stond er rijst met rotmok op het menu, in het Marine-smul-verhalenboek ook wel aangeduid als rijsttafel-belazer. Het was in feite rijst met haché, waarin vroeger vaak allerlei restjes werden verwerkt. De kok van de Pollux heeft zijn recept echter altijd geheim weten te houden.
In de drie grote verblijven van de Pollux, die ongeveer 70 centimeter ‘steekt’ (diepgang heeft), verbleven en sliepen de kwekelingen naar leeftijd, onderscheiden in ‘zieltjes’, ‘wasberen’ en ‘beren’. Overdag werd daar, nadat de hangmatten ordentelijk waren gestouwd, ook les gegeven, uit lesboeken als Schip verlaten, handleiding voor het sloepgast-examen (door bootsman J. Siebel), Zeemanstaal (door commandeur J.F. Viëtor) en het repetitieboek Toetsnaald, behorende bij het zee-aanvarings- en binnenaanvaringsreglement. Allemaal vergane glorie, maar Rob Martens heeft zijn boeken nog allemaal op een ereplekje in de boekenkast.
Terug naar het Oosterdok?
Harry Smit brengt de Pollux weer zoveel mogelijk terug in de oude staat. Alleen de verblijven en accommodatie worden wat luxueuzer dan toen de kwekeling daar hun karige maaltijden nuttigden. Bij de restauratie worden zoveel mogelijk oude materialen gebruikt. Zo komt een houten bar uit wassenbeeldenmuseum Madame Tussaud’s en deuren en schotten uit het voormalige hoofdpostkantoor op de Nieuwezijds, nu Magna Plaza.
Tijdens de verbouwing ligt de Pollux in het IJ bij de voormalige NDSM-werf, waar het zogeheten Maritiem Kwartier tot wasdom had moeten komen. Daar zouden diverse historische schepen een heuse (toeristische) trekpleister moeten vormen. Maar dit particuliere initiatief is bepaald geen succes, te meer omdat belangrijke voorzieningen als stroom, water en riolering nog steeds niet zijn aangelegd. Dus Smit is er niet echt gelukkig.
In de toekomst meert hij zijn Pollux eigenlijk het liefst weer af in het Oosterdok, in de buurt van het Scheepvaarthuis, dat momenteel tot hotel wordt verbouwd. De ligging in de buurt van het Scheepvaartmuseum ligt ook meer voor de hand, maar overeenstemming is er voorlopig niet. Nu lonkt Smit dus maar naar de gemeente Zaanstad: hij ziet wel iets in een ligplaats in het hart van Zaandam, bij De Burcht en het Zaantheater.
Waar het ook komt te liggen: als de Pollux door Smit onder handen is genomen, biedt het schip accommodatie in historisch-maritieme sfeer. Aan boord kan men dan terecht voor maaltijden in stijl, dus op de menukaart prijken dan zeker raasdonders met spek, bramstaglopers [grauwe erwten – red.], klapstuk en… rijst met rotmok. Om het helemaal af te maken zullen in de kajuit zeemansliederen klinken, onder begeleiding van trekzak of accordeon. Een oorlam zal niet ontbreken. Maritieme verenigingen – zoals bijvoorbeeld het College Zeemanshoop, Vrienden van de Pollux en/of oud-leerlingen van de Amsterdamse zeevaartscholen en het Zeekadetkorps - kunnen aan boord hun jaarvergadering houden of een reünie vieren in de hun vertrouwde maritieme ambiance, inclusief een stevige scheepsmaaltijd. De mogelijkheden zijn legio en er zijn genoeg oud-leerlingen van de Pollux te vinden die nog wat oude herinneringen en anekdotes uit hun kwekelingentijd aan de ‘nieuwe garde’ kunnen komen vertellen. Rob Martens staat te popelen.