In de depots van Theater Instituut Nederland zijn duizenden documenten en voorwerpen bijeengebracht: stille getuigen van bijna drie en een halve eeuw Nederlandse en vooral ook Amsterdamse theatergeschiedenis. Ons Amsterdam haalt, in een vaste regelmaat, steeds zo’n document of voorwerp voor het voetlicht, met het verhaal dat eraan verbonden is. Een kijkje in de depots van Theater Instituut Nederland, maar vooral in de levens van al die Amsterdamse artiesten en toneelkunstenaars van voorheen.
Het Museumplein, september 1978. Voor de ingang van een grote circustent staat ’s avonds een enorme rij mensen. Ze komen niet voor circusacts, maar voor Een zwoele zomeravond, een voorstelling van Het Werkteater. Het gezelschap speelt een thuiswedstrijd.
Kort na de oprichting in 1970 betrokken de twaalf oprichters van het theatercollectief Kattengat 10, achter de Koepelkerk aan het Singel, waar ze een eigen theater inrichtten. De voorstellingen op het Museumplein waren een vast ritueel: ze vormden het slot- en hoogtepunt van de zomertournee, die aanvankelijk bestond uit voorstellingen op straat, op een vierkant zeiltje. Zodoende hoopte het gezelschap mensen te bereiken die normaal gesproken nooit met toneel in aanraking kwamen (we hebben het over de linkse jaren zeventig met alle idealen die daarbij hoorden). Maar de geïmproviseerde straatoptredens groeiden al snel uit tot volwaardige, avondvullende voorstellingen. En het collectief verruilde het zeiltje voor een tent. Alleen al in Amsterdam kwamen iedere zomer duizenden mensen naar de voorstellingen van Het Werkteater, zoals Hallo Medemens, Bosch en Lucht én Een zwoele zomeravond.
De belangrijkste rollen in Een zwoele zomeravond werden gespeeld door Marja Kok en Helmert Woudenberg. Zij speelden het artiestenechtpaar Nel en Koos Jansen (samen De Nellico’s), die een feestelijke avond presenteren ter gelegenheid van het zoveelhonderdjarig jubileum van - in dit geval - Amsterdam. Vlak voor ze op moeten, wil Koos toch nog iets kwijt aan Nel:
Koos: “Nel, ik moet je iets zeggen, anders kan ik niet met je op. Het zou oneerlijk zijn en ik wil heel eerlijk tegen je zijn… ik ben met iemand geweest.”
Nel: “Met iemand geweest?”
Koos: “Naar bed geweest.”
Nel: “Nou das toch leuk voor je? Was het leuk?”
Koos: “Ja, was leuk.”
Nel: “Is ze aardig? Wie is het?”
Koos: “Je kent d’r niet. Ze is best aardig.”
Als de show begint weten Nel en Koos hun huwelijksperikelen nog verborgen te houden. Met een stralende glimlach betreden ze de piste en tijdens hun romantische openingslied kijken ze elkaar nog quasi verliefd aan. Maar als Koos Nel even later in een van hun acrobatieknummers boven zijn hoofd tilt, sist hij haar toe: “Wat ben je zwaar vanavond.” Dat steekt Nel: “Ja, jij bent natuurlijk doodmoe van die… Hè, nou ben ik d’r naam kwijt. Hoe heet ze ook al weer? Patricia?” Koos: “Nee, Pamela.”
Omdat hun ouders wel wat anders aan hun hoofd hebben, krijgen de twee kinderen van Nel en Koos de kans om de boel op stelten te zetten. De krijsende baby (gespeeld door Joop Admiraal) en zijn achtjarige broertje (Frank Groothof) doorkruisen regelmatig de tent en chanteren hun steeds wanhopiger ouders met verzoeken om geld, chips en cola. Als op een gegeven moment blijkt dat zij per telefoon 200 sateetjes hebben besteld bij de Surinaamse mevrouw Emanuels (Gerard Thoolen) wordt de stemming ronduit hilarisch.
Omdat Nel intussen verdacht intiem is geworden met de leider van het showorkest, begint Koos terug te krabbelen. Tijdens een muzikaal intermezzo verzucht hij: “Ik lijk ook eigenlijk wel gek! Als ik naar haar toe ga, dan moet ik drie keer achter mekaar, terwijl ik bij jou gewoon kan wanneer ik wil.” Daarmee is voor Nel de maat vol: “Zeg ben jij nou helemaal,” roept ze uit. Ze rukt Koos zijn toupet van zijn hoofd en laat hem kaal en glimmend in de spotlights achter. Intussen zullen de voorbijgangers op het Museumplein zich hebben afgevraagd wat daar binnen in die tent allemaal aan de hand was, want de lachsalvo’s vanaf de tribune bereikten af en toe orkaankracht.
Zo hilarisch als de zomervoorstelling, zo aangrijpend waren de andere producties van Het Werkteater: indringende stukken over actuele, maatschappelijke vraagstukken als stervensbegeleiding, ouder worden, eenzaamheid en criminaliteit. Die voorstellingen werden in het eigen theater aan het Kattengat gespeeld, maar ook in psychiatrische inrichtingen, gevangenissen en verpleegtehuizen, voor een publiek dat direct met de problematiek te maken had.
Eind jaren zeventig ontstond er binnen het gezelschap echter onenigheid over de te volgen koers en de leden van het eens zo hechte collectief kozen steeds meer voor hun individuele projecten. Toen in 1988 de subsidiekraan werd dichtgedraaid betekende dat het definitieve einde.
Oplettende Amsterdammers zijn de naam Werkteater misschien nog wel eens tegengekomen (met een gouden letter h) op de gevel van Oostenburgergracht 75. Hier zit nog steeds een (ooit aan het collectief gelieerde) stichting met die naam, maar met het legendarische gezelschap van weleer heeft het niets meer te maken.
Tekst Rob van der Zalm
Oktober 2001
Rob van der Zalm is medewerker van Theater Instituut Nederland.