‘Pure nostalgie!!,’ schrijft Zaphira over banketbakkerij Van der Linden. ‘Het doet me altijd denken aan de fijne wandelingen die ik maakte met mijn vader door het centrum.’ Bakkerij Hartog herinnert haar dan weer aan haar moeder, voor wie ze daar een halfje volkoren haalde.
De klassieke speciaalzaak in Amsterdam is voor veel mensen een direct lijntje naar hun jeugd, een constante vriend die met ze is opgetrokken in hun leven erna. Ze kwamen er met hun ouders. Ze gaan erheen met hun kleinkinderen. Het is een houvast in de stad die steeds verandert.
In dit zomernummer besteden we aandacht aan de fijnste, beste, mooiste en authentieke Amsterdamse speciaalzaken. We vroegen onze lezers om hun favoriete winkels te nomineren. Daaruit werd een shortlist van acht samengesteld, waarop mensen konden stemmen. Hoewel ook nieuwe zaken mee mochten doen, hebben de winkels op de shortlist een respectabele leeftijd van soms meer dan honderd jaar.
Ze worden gewaardeerd om hun continuiteit, om de vriendelijk- en vakkundigheid van het personeel, en om het speciale assortiment dat soms bestaat uit maar een paar producten (Van der Linde-ijs en brood van Hartog) of juist weer bijzonder uitgebreid is (Aurora, Hermanusje van Alles, Concerto, Duikelman). Vaak zijn het familiezaken waar inmiddels generaties achter de toonbank hebben gestaan.
Menig Amsterdammer herinnert zich nog welke plaat hij wanneer kocht in Concerto, een zaak bovendien met internationale allure. Voor het aller-allerlekkerste ijs (en vooruit, ook de mergpijpjes) van Van der Linde komen onze lezers nog over uit Almere. En op de vraag ‘Heeft u zo'n schakelaartje met zo'n fliebertje eraan voor in een nachtlampje’ zal Aurora nooit nee zeggen.
Naar kookzaak Duikelman gaan zelfs mensen die alles al hebben – of niet van koken houden. Zuurwinkel De Leeuw is geliefd om het hoog houden van de Joodse traditie. Bezoekers van antiquariaat Kok roemen de kennis van het personeel, dat tot het uiterste zal gaan om een onvindbaar boek toch tevoorschijn te toveren. En de klanten van drogist Hermanusje van Alles houden van het nostalgische familiebedrijf en de etalages met grapjes - een ‘kleine winkel maar groot in zijn soort’, met ‘niet te vergeten de onnavolgbare badkuip borstel’.
Deze klassieke middenstanders hebben de Amsterdammers in hun hart gesloten en zijn een begrip in de stad. Toch steekt er een winkel bovenuit: ‘een op en top speciaalzaak die weinig verandert en ons letterlijk voorziet van het dagelijks brood’; ‘iconisch', ‘onvergelijkbaar’, altijd vers en blijvend betaalbaar. Sommige lezers komen er al vijftig jaar, maar fietsen nog steeds om voor een volkoren boterham van bakker Hartog. En als ze dan even moeten wachten, is zelfs de rij gezellig.
De uitslag
Lezers konden stemmen op onderstaande shortlist van acht winkels. De winkel van bakkerij Hartog won ruim, daaronder volgen enkele gedeelde plaatsen. Zonder twijfel zijn ze allemaal geliefd in Amsterdam. Daarom een korte schets van alle acht.
1 Bakkerij Hartog
2 Concerto en De Leeuw Zuurwaren
4 Van der Linde en Duikelman
6 Hermanusje van Alles
5 Aurora Kontakt
6 Antiquariaat Kok
De genomineerde winkels
Elektrawinkel Aurora
Er zijn fanfares, sportverenigingen en festivals vernoemd naar de Romeinse godin van de Dageraad, maar Amsterdammers denken bij Aurora meteen aan de lampenwinkel in de Vijzelstraat. Al van verre is de zaak herkenbaar aan een grote, gele gloeilamp aan de gevel. Vier totaal verschillende, naast elkaar gelegen pandjes, tot de nok toe gevuld met stekkers, stopcontacten en schakelaars.
En dat is nog maar een fractie van het assortiment. Het is een pakhuis met afdelingen: voor kerstverlichting, spotjes, tl-buizen en peertjes. Daartussen, ogenschijnlijk lukraak, hangen en staan honderden lampen: van de klassieke, groene notarislamp, tot een retro bedlichtje uit de jaren zeventig. Van stormlantaarns tot Oosterse mozaïek kapjes.
Bij de opening in 1909 adverteerde de zaak met ‘hangend gasgloeilicht’ en in 1935 met de eerste elektro stofzuigers. In de jaren negentig wisten radiopiraten de weg naar Aurora te vinden, voor alles wat ze nodig hadden voor hun ‘bakkie’.
Hoe indrukwekkend het assortiment ook is, klanten komen vooral terug vanwege de service en de onuitputtelijke kennis van het personeel. Het probleem kan niet gek genoeg zijn, of de mannen van Aurora lossen het op, desnoods aan huis. Ook belangrijk: de gezichten in de winkel zijn al decennia dezelfde.
Saïd, die er het laatst is bijgekomen, werkt er nu alweer zestien jaar. Gevraagd naar iets waarvoor mensen telkens weer terugkomen, zegt hij: ‘Vraag me niet waarom, maar om een of andere reden komen vrouwen altijd terug voor een rolletje Ductttape’.
Platenzaak Concerto
‘In welke grammofoonplatenwinkel zal het geregeld gebeuren, dat de kleine luistercabines – die één krukje hebben – bevolkt worden door drie of vier jongelieden, lui liggend op de grond met hun benen hoog tegen de muur?’ De journalist van Het Dagblad voor West-Friesland keek zijn ogen uit, toen hij in 1961 een bezoek bracht aan Concerto. De zaak in de Utrechtsestraat, die zes jaar eerder was opgericht door Gijs Molenaar, was (en is) tot ver buiten Amsterdam bekend.
Concerto (op zijn Amsterdams uitgesproken als Konserto: geen Italiaans klinkende aanstellerij, aldus Molenaar) trok vanaf de opening meteen veel publiek. Op zaterdagen was het er soms zó druk dat geregeld mensen flauwvielen, en Molenaar zich genoodzaakt zag een EHBO-cursus te volgen. Voor veel Amsterdammers is de winkel een absolute favoriet.
Bekend is de anekdote over twee tramconducteurs die regelmatig hun tram voor de deur van Concerto even stilzetten. Vliegensvlug renden zij dan de winkel binnen om te kijken of er nog iets van hun gading was binnengekomen: respectievelijk draaiorgelmuziek en platen van Roy Orbinson.
In de afgelopen 69 jaar is Concerto flink uitgebreid: de winkel beslaat nu alle panden van Utrechtsestraat nummer 54 tot nummer 60. Onveranderd is de liefde voor muziek, en de kennis van de medewerkers. Het is zoals een Ons Amsterdam-lezer ons schrijft: ‘Noem een componist, zing een deuntje. Noem een zanger of dirigent. Ze hebben het en pakken het voor je.’
Kookwinkel Duikelman
Er zijn meer goeie kookwinkels in de stad, maar er is maar één Duikelman. Dit walhalla voor iedereen die van koken houdt, herbergt meer dan 20.000 artikelen. Alles zoveel mogelijk zonder verpakking uitgestald, zodat de klant even kan voelen hoe die roestvrij stalen garde in de hand ligt, of hoe zwaar die koperen pan is.
‘De afdeling voor patisseriebenodigdheden is wel echt ons stokpaardje,’ zegt bedrijfsleider Marc die al 35 jaar in de zaak staat. Vroeger hadden de mensen hooguit een springvormpje voor de appeltaart in huis. Dat is sinds Heel Holland Bakt wel anders. Op de afdeling met siliconenvormen kan het ’s zaterdags een gekkenhuis zijn.’
De firma Duikelman begon in 1940 met de verkoop van slagersmateriaal. Na de oorlog werd het een groothandel voor restaurants, en vanaf 1980 werd het assortiment bewust verruimd om ook de thuiskok te verleiden. Dat is gelukt. Gestaag werd de winkel uitgebreid van een pandje ernaast, naar een pandje erachter, naar nog weer een pandje aan de overkant (met servies en kookboeken) en zo maar door. De nieuwste afdeling is ‘het messenkabinet’, een luilekkerland voor zowel professionele als hobbykoks – en misschien stiekem ook wel een ode aan het slagersverleden.
Hoewel Duikelman nu dus gerust een imperium genoemd kan worden, willen ze de kookwinkel bewust ‘gewoon’ houden. Niet te gelikt. ‘Je moet hier ook kunnen binnenlopen voor zoiets,’ zegt Marc en hij houdt een ogenschijnlijk klassiek dunschillertje omhoog. ‘Kost 2,95, maar het mesje is van gegalvaniseerd staal. Dat blijft eindeloos scherp.’
Bakkerij Hartog
De geschiedenis van Bakkerij Hartog begint in 1896, op drie-hoog achter in de Jordaan. In haar kleine bovenwoning bakt Aagje Dekker volkorenbroden naar eigen recept. Omdat ze veganist is, bevat haar deeg geen reuzel – heel ongewoon voor die tijd. Aagje haalt een productie van twaalf broden per dag. Haar man Gerrit, een havenarbeider, helpt na zijn werk met het het venten van het brood.
Het recept van Aagje is al 128 jaar onveranderd. Corné Deegenaars, sinds 2022 mede-eigenaar van Hartog: ‘Wij verkopen al ruim een eeuw dezelfde drie producten: volkorenbrood, rozijnenbrood en sportbeschuit. Ons assortiment is natuurlijk uitgebreid, maar in essentie niet veranderd. Het volkorenmeel malen we nog altijd zelf. We zijn nooit afgeweken van het concept dat Aagje heeft bedacht.’
In de decoratie van de winkel is de lange geschiedenis van Hartog nog altijd terug te zien. Aan de muur hangt een lijst met daarop de vooroorlogse prijzen van ‘bruinbrood, rozijnenbrood, roggebrood, beschuit, ontbijtkoek, speculaas’. Daarnaast een reclamebord, dat in een ouderwets lettertype belooft: ‘Volkorenbrood voorkomt voedingsstoornissen!’
‘Het leuke van een winkel die al 128 jaar bestaat,’ vertelt Deegenaars, ‘is dat de band met onze klanten ook ver terug gaat. Amsterdammers die vroeger met hun opa kwamen, komen nu met hun kleinkinderen. Klanten kennen elkaar ook. Om 7 uur in de ochtend staat er altijd een vaste groep voor de winkel, te wachten tot we open gaan. Mensen wisselen hier de laatste nieuwtjes uit.’ Zoals een lezer van Ons Amsterdam laat weten: ‘Zelfs de rij van Bakker Hartog is gezellig!’
Drogist Hermanusje van Alles
De etalages van Hermanusje van Alles zijn beroemd tot ver buiten de Jordaan. Oud-eigenaar Herman Stafleu versiert ze al sinds 1980 met creatieve raadsels. Elke maand bedenkt hij een nieuw ‘woordbeeld’: een fietsbel op een blok zeep (zeepbel), een stuk hout met een thermometer (plankenkoorts), twee wc-rollen met daarop een pak kaarten (rollenspel).
Herman is inmiddels met pensioen, maar op zaterdagochtend is hij nog vaak in de winkel te vinden. Samen met dochter Linda Bras, vanaf 1993 (mede-)eigenaar, staat hij achter de toonbank. Linda is letterlijk in de winkel geboren; het gezin woonde achter de zaak. Linda: ’Sommige klanten herinneren mij nog als kleuter.’ Herman: ‘Ze kroop hier gewoon over de vloer.’
Gevraagd naar het succes van Hermanusje, noemen Linda en Herman allebei de sociale functie van hun winkel. Herman: ‘We zijn soms bijna een buurthuis. Mensen komen langs voor een praatje.’ Linda: ‘Onze klantenkring is een soort grote familie. Wie gevallen is, of een wondje aan de vinger heeft, loopt heel gemakkelijk even binnen. Soms hebben wij een oplossing, en soms sturen we mensen door naar de huisarts. De vaste klanten zijn uitzonderlijk trouw. Ze blijven komen, ook als ze naar een andere buurt verhuizen. We krijgen hier mensen uit alle uithoeken van Amsterdam.’
Hermanusje van Alles is een ouderwetse buurtwinkel; zo één waarvan er steeds meer verdwijnen. De opvolging is nog niet geregeld, en gemakkelijk zal het ook niet zijn, om een winkel met zo’n sociaal karakter over te nemen. Linda: ‘De band die je hebt met je klanten kan je niet zomaar aan iemand overdragen.’ Ze hoopt dat iemand van het personeel de zaak ooit zal voortzetten. Want: ‘Als wij er niet meer zijn, waar moeten onze vaste klanten dan heen?’
Antiquariaat Kok
‘Ze hebben alles wat je ooit zou willen lezen, en meer dan je ooit kunt lezen,’ schrijft een Ons Amsterdam-lezer over Antiquariaat Kok. Hij vervolgt: ‘De winkelmedewerkers weten niet alleen van elk boek precies waar het staat, maar ook wie de auteur is, of er oudere of nieuwe edities bestaan, of de uitgever gestopt is en welk gerecht de persoonlijke favoriet was van diens vrouw.’
Verwonderlijk is het niet, dat de winkeleigenaren over een enorme kennis beschikken. Sascha Kok, die de zaak samen met broer Sander bestiert, kreeg het boekenvak met de paplepel ingegoten. Ze is al de derde generatie Kok die in de winkel staat. Het was haar opa, Antonio Kok, die in 1946 ‘Boeken-Toko A. Kok’ oprichtte, op Oude Hoogstraat 3. De winkel is later een paar huizen opgeschoven, en zit nu op nummer 12-14.
‘Alle soorten boeken te koop gevraagd.’ Zo luidde de eerste advertentie die Antonio plaatste, op 11 december 1945. Antiquariaat Kok heeft altijd een breed assortiment gehad. Sascha: ‘Wij zijn daarin vrij uniek. De meeste winkels hebben een bepaalde specialisatie; wij verkopen alles. Van reproducties tot oude prenten, van Engelse romans tot academische werken. Alleen schoolboeken doen we niet.’ Een gevarieerd aanbod zorgt ook voor een gevarieerd publiek, aldus Sascha: ‘Wij krijgen hier allerlei soorten mensen. Van toeristen tot studenten en verzamelaars.’
Hoewel, echte verzamelaars zijn er steeds minder. Sascha: ‘Vroeger hadden mensen een kast vol encyclopedieën. Of iemand kocht alle boeken over sprinkhanen, of Rembrandt, of de Olympische Spelen. Sommige vaste klanten – ze zijn er nog wel, de verzamelaars – kennen we niet eens bij naam, maar enkel bij onderwerp. Dan krijgen we bezoek van de tin-man of de vlaggen-man.’
De Leeuw Zuurwaren
Fred de Leeuw is naar eigen zeggen ‘tussen de augurken geboren’. Hij is de vijfde generatie in het bedrijf; de achter-achter-kleinzoon van Isaac de Leeuw, die rond 1850 begon met het venten van zuur op Rapenburg. Het verhaal gaat dat Isaac met zijn kraampje Vincent van Gogh nog geïnspireerd heeft: het beroemde geel van diens zonnebloemen is gebaseerd op de gele komkommers die bij Isaac in het vat lagen.
Voor de oorlog gold ‘zuur’ als een typisch Joods-Amsterdamse handel. Venters trekken met handkarren door de stad, elk in de eigen wijk. Fred: ‘Elk familiebedrijf had een eigen specialiteit, die van generatie op generatie werd doorgegeven. Isaac stond bekend om zijn experimenten met kruiden. Zuur van De Leeuw had en heeft een eigen smaak. De recepten van mijn overgrootvader gebruiken we nog steeds.’
Deze Joodse eetcultuur werd door de nazi’s grotendeels vernietigd. Nathan de Leeuw, zoon van Isaac en opa van Fred, komt als enige van de familie terug uit het kamp. Zijn tien broers en hun gezinnen overleven de oorlog niet. Tot 1960 staat Nathan met zijn zuurkraam op de hoek van de Rijnstraat en de Vrijheidslaan. Dan verhuist hij, vanwege het toenemende verkeer, naar het pand Vrijheidslaan 78. Daar zit de winkel tot op de dag van vandaag.
De Leeuw Zuurwaren houdt nog altijd vast aan Joodse tradities. Zo worden de producten niet gewogen, maar afgemeten en betaald per schep. De winkel is geopend op donderdag, vrijdag en zondag (en dus niet op shabat). Fred: ‘We koesteren de oudste recepten, het gevoel en de cultuur daaromheen.’ Het is een van de dingen die zijn winkel en werk bijzonder maken. ‘Dit vak, daar moet je nesjomme voor hebben.’
Banketbakkerij Van der Linde
Waarom is banketbakkerij Van der Linde toch zo’n geliefde zaak? Het is nauwelijks meer dan een flinke kastruimte op de hoek van de Nieuwendijk en de Beurspassage. Je kunt er alleen contant betalen en het assortiment is niet bepaald uitgebreid: slagroomijs, slagroom truffels en slagroom mergpijpjes.
En toch maken mensen graag een omweg om hier een zakje truffels te halen, of om er een wafelijsje uit de hand te eten. Er staat vaak genoeg een rij voor de deur – en dat komt in dit geval niet door Tiktok. Die rij stond er tien jaar geleden ook al, eenvoudigweg omdat Amsterdammers al lang geleden Van der Linde in hun hart hebben gesloten.
Vanwege de prijs bijvoorbeeld: waar krijg je nog een hoorntje voor 1,60 euro? En natuurlijk vanwege de smaak van dat gruwelijk lekkere vanille roomijs met slagroom. De slagroom niet als aparte toef bovenop, maar in het ijs zelf verwerkt.
De eigenaars, broers Lars en Maikel van der Linde, zijn trots op de zaak die hun opa in 1937 oprichtte. Mettertijd specialiseerde de banketbakkerij zich van allerhande gebak naar het inmiddels befaamde slagroomijs dat iedere ochtend het vers wordt gedraaid in de werkplaats boven de winkel. Het interieur van de zaak, met de groen gevlamde tegelwand en de paarse kasten, stamt van de renovatie uit 1978 en waarom zou je dat veranderen als je je er thuis voelt? De meeste mensen vinden het heerlijk als alles bij het oude blijft.
Winkelstories
Op het adres Paleisstraat 13 zat tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw drogisterij Arnold van Tuyll (sinds 1878). De drogisterij was Hofleverancier en bediende destijds behalve het Paleis op de Dam ook menig journalist van de Nieuwezijds. Els van Wageningen, medewerkster van Ons Amsterdam, kwam er dagelijks langs. Toen de winkel opeens dicht was zag ze met een schok dat het mooie 19de-eeuwse winkelinterieur in de container belandde, waarna de volgende winkelier houten latjes timmerde tegen het met bloemen en engelen beschilderde plafond.
Van Wageningen besloot te inventariseren hoeveel historische winkels met oude interieurs er nog waren. Ze beschreef er zo’n dertig in dit blad: het modepaleis Maison de Bonneterie, bij het 100-jarig bestaan in 1989; de Glashandel Wed. G. Thijssens & Zonen op de Geldersekade (van 1780); Andries de Jong, Touwwerk, Vlaggen, Watersportartikelen op Muntplein 8 (1787); Metz & Co, hoek Keizersgracht-Leidsestraat, met de markante Rietveld-koepel op het dak. Ze zette de verhalen op een website – winkelstories.nl.
Vijf jaar geleden telde ze nog zestig winkels die meer dan honderd jaar waren en onder dezelfde naam en op het oorspronkelijke adres gevestigd. De oudste is nu de apotheek op de hoek van de Geldersekade en de Stormsteeg, waar al vanaf 1696 een apotheek zit, sinds 1875 onder de naam W.H. v.d. Meulen.
L.J. Harri in de Schreierstoren, in nautische instrumenten, boeken en zeekaarten, ging terug tot 1730; de kruidenier Jacob Hooy tot 1787. Hooy is er nog, mét historisch interieur; Thijssens niet meer, Andries de Jong ook niet, en Harri vertrok per 1 januari 2022 ‘met bloedend hart’ naar een grote havenstad in Zuid-Holland.
Zo verdwijnen er winkels en werkplaatsen die eeuwen tot het vaste meubilair van de stad hebben gehoord. Dat gaat zo, in een bruisende economie, maar wel met spijt. En net zoals de Amsterdammers zich inmiddels inspannen voor het behoud van de Bruine Kroeg, zo maakt Ons Amsterdam zich, in de geest van Els van Wageningen, sterk voor het behoud van de onmisbare winkel – met het onmisbaar personeel. Onmisbaar, omdat je daar nog terecht kan voor een gemberbolus, twee ons griotten, dat koperen scharniertje ‘van ongeveer zo groot’ of een halfje alinson.