Giacomo Casanova de Seingalt (1725-1798), zoon van een Venetiaanse toneelspeelster en een violist, schreef zijn memoires jaren na dato en putte grotendeels uit zijn geheugen. Het is dan ook weinig verwonderlijk dat hij van de chronologie dikwijls een potje maakt. Zo situeerde hij zijn eerste bezoek aan Amsterdam in 1757 terwijl uit andere bronnen blijkt dat hij er een jaar later aanwezig moet zijn geweest. Ook over de ware motieven voor die reis naar de Amstelstad zweeg de Venetiaan. Volgens eigen zeggen moest hij een miljoenenpakket aan Franse staatspapieren zien te slijten in de Hollandse stad, die indertijd gold als het bankierscentrum van Europa. In werkelijkheid was Casanova op missie voor zijn beschermvrouwe, de markiezin d'Urfé (1705-1775), voor wie hij waardepapieren te gelde moest maken.
Vanuit Parijs vertrok Giacomo Casanova in de winter van 1758 per postkoets naar Antwerpen vanwaar hij per jacht naar Rotterdam zeilde. Na een tussenstop in Den Haag ging hij met een postsjees naar Amsterdam. Onderweg kwam het bijna tot een duel, omdat de bestuurder van een tegemoetkomend rijtuig voorrang eiste. Tegen het donker - vóór het sluiten van de poorten - bereikte hij Amsterdam. Hij nam zijn intrek in L'Étoile d'Orient (Ster van het Oosten) in de Nes, ter hoogte van het huidige nummer 67. Deze herberg, aan het begin van de eeuw gevestigd door een hugenoot, trok veel vreemdelingen. Een beroemde gast was in 1755 Frederik II van Pruisen, incognito op reis door de Nederlanden. De voertaal aan de gemeenschappelijke herbergtafel van L'Étoile d'Orient was Frans, een taal die Casanova uitstekend beheerste.
Muziekherberg
Midden december bezocht Casanova de koophandelsbeurs, waar hij de meegebrachte waardepapieren probeerde te verzilveren. Hier ontmoette hij een 40-jarige weduwnaar aangeduid met de initialen 'D.O.'. Van deze heer is de ware identiteit nooit achterhaald, evenmin van zijn beminnelijke dochtertje Esther. Er volgde een dinertje in hun huis aan de Herengracht en Casanova viel als een blok voor haar jeugdige schoonheid - "alleen haar tanden waren niet mooi". Veertien jaar oud was zij slechts, maar dat deerde hem weinig: hij genoot van haar klavecimbelspel, haar Franse conversatie en "haar amandelvormige, diepzwarte ogen" en ongepoederde huid. Van haar vader mocht ze samen met Casanova naar een concert. Elders in Europa zouden meisjes niet zo gemakkelijk en zonder begeleiding met mannen mogen uitgaan, "maar hier wordt ons geleerd ons oppassend te gedragen", zo wist Esther. Het bleef dan ook bij wat geflirt en "een bescheiden kus".
Het concert was in het Hoogduitse Gekroonde Schaap in de Jodenbreestraat, bij de Sint Anthoniesluis. In deze muziekherberg ontmoette Casanova een jeugdvriendin, de zangeres Teresa Imer (1723-1797), die de hoofdact was en zong als een nachtegaal. Na afloop van het concert ging Esther mee naar huis met haar vader, die voor zekerheid toch maar naar het Gekroonde Schaap was getogen. Casanova keerde terug naar zijn logement in de Nes, waar hij als souper een bord oesters bestelde. Maar ineens stond daar Teresa in zijn kamer, geflankeerd door haar dochtertje Sophie. Gedrieën kregen zij een avondmaaltijd opgediend. De jeugdvrienden bleven tot zeven uur 's morgens bijpraten, terwijl het meisje in diepe slaap op zijn logeerbed lag. Teresa vertelde hem dat ze zijn dochtertje was.
Dronkenmansbende
Het tweede bezoek van Casanova aan Amsterdam was van oktober 1759 tot februari 1760. Ditmaal was hij op de vlucht voor de Franse justitie, na een poging tot oplichting door in Parijs een wisselbrief te vervalsen. Opnieuw logeerde de Italiaan in een vreemdelingenherberg van naam: de Tweede Liesveldse Bijbel in de Warmoesstraat (huidige nummer 114). Op straat werd hij vanwege zijn opzichtige kleding uitgejouwd en bespot door "het Hollandse plebs". Uiteraard bezocht hij Esther en heer D.O., die hij beiden inwijdde in de kabbalistiek, de magische getallenleer. Ook bezocht hij een "musico", waar "een ongure, dronkenmansbende" van matrozen zich amuseerde met drank, slechte tabak en publieke vrouwen. Hij sprak er met een streekgenote, die in het muziekhuis annex bordeel woonde, maar eindigde geheel alleen in zijn herbergbedje.
Op een kwade dag bezocht Casanova ook de Stad Lyon, een andere herberg met Franse uitbaters in de Nes (nr. 63, nu Frascati). Hij vond het een merkwaardig drankhuis, bevolkt door schavuiten en zwendelaars, maar kon het niet laten om met hen een kaartje te leggen. Met een vriend ging Casanova ook een dagje sledevaren op de bevroren Amstel. Ondanks de bij wijlen "zeer hoge snelheid" vond hij het een saai volksvermaak, dat ook nog eens een dukaat per uur aan sledehuur kostte. Liever maakte hij een wandeltocht langs de Amsterdamse musico's. Na een lustopwekkende maaltijd van oesters, ham en een imponerend aantal flessen wijn nam hij in een van die bordelen deel aan een ordinaire orgie met 'Paduaanse hoeren'. In deftiger gezelschap kwam Casanova ter verkeren toen mijnheer D.O. hem meenam naar "de loge van de burgemeesters". Dit moet La Fidélité zijn geweest, de exclusieve vrijmetselaarsafdeling van de bankier en regent Daniel Hogguer. Uitsluitend de hoogste stadsbestuurders hadden toegang tot de geheime logebijeenkomsten, die hoogstwaarschijnlijk plaatsvonden in het Oudezijds Herenlogement aan de Grimburgwal.
Op oudejaarsdag 1759 bezocht Casanova nog een concert met zijn geliefde Esther. 's Anderendaags bezorgde hij haar een stapel educatieve boeken. In februari vertrok hij naar Duitsland voor een volgend avontuur. Nog eenmaal bezocht Casanova Amsterdam: in augustus 1783. Tegen betaling begeleidde hij een Engelse dame, die "verzot was op het spreken van Latijn". Berooid moest hij in 1785 het reizen opgeven; hij werd bibliothecaris in het kasteel van Dux (nu Duchcov) in de Bohemen, Tsjechië. Hier schreef de beroemde avonturier zijn memoires en is hij (4 juni 1798) overleden.
Rijk der fabelen
In de vorige eeuw verspreidden enkele casanovisten allerlei bijzonderheden over de Amsterdamse avonturen van hun Italiaanse held. Zo zouden de initialen 'D.O.' staan voor de koopman-regent Henrik Hooft Danielsz, terwijl zijn tienjarige dochter Hester moest doorgaan voor de veertienjarige Esther. In 1978 heeft mejuffrouw Isa van Eeghen - "de Miss Marple van de Amsterdamse geschiedenis", volgens Peter-Paul de Baar (1998) - deze identificaties naar het rijk der fabelen verwezen in het Jaarboek van het Genootschap Amstelodamum. Theo Kars, de bezorger van de nieuwste Nederlandstalige editie van Casanova's memoires, blijft dicht bij de oorspronkelijke tekst en waagt zich niet aan speculaties. Achterin is een handig chronologisch overzicht opgenomen. Erg handig, zeker omdat de in de memoires genoemde tijdstippen deels onbetrouwbaar zijn.
GIACOMO CASANOVA, HET VERHAAL VAN MIJN LEVEN, VAN OORSCHOT, 2018.