Het schilderij kwam in de collectie in 1980, en werd destijds aangekocht voor 600 gulden. August Grotegoed, in 1903 geboren in Rotterdam, maakte dit werk waarschijnlijk in de tijd dat hij zijn artistieke opleiding volgde. De pose en afmeting doen vermoeden dat dit een typisch academiewerk is, bedoeld om te oefenen.
Grotegoed startte zijn opleiding tot kunstenaar relatief laat, als jongen uit een arm gezin leek het kunstenaarsbestaan voor hem niet weggelegd. Hij begon uiteindelijk op 27-jarige leeftijd aan de Rijksacademie voor Beeldende kunsten in Amsterdam. Tussen 1934 en 1936 volgde hij de eerste en tweede ‘schildersklasse’. Vermoedelijk heeft hij dit schilderij in die jaren gemaakt.
Kort na het afronden van zijn opleiding werd August Grotegoed ernstig ziek. Hij bleek darmkanker te hebben. Zijn ziekte vorderde snel. Zijn oud-docenten organiseerden dat jaar een tentoonstelling voor hem in een kunsthandel op de Weteringdwarsstraat, die hij nog mee heeft kunnen maken. Hij overleed in het najaar van 1938, op 35-jarige leeftijd.
Modellenwerk
In de jaren dat Grotegoed zich op de Rijksakademie bevond, waren daar meerdere zwarte modellen actief, voornamelijk afkomstig uit Suriname en Curaçao. Historica Annemarie Cottaar stuitte op dit modellenwerk tijdens haar onderzoek naar Surinaamse mannen die in de jaren twintig en dertig naar Nederland emigreerden.
Over deze groep, die werkzaam was in de muziek-, jazzclub- en entertainmentindustrie, is relatief veel bekend omdat ze met argusogen gevolgd werden door de Amsterdamse zedenpolitie. Ze werden ervan verdacht ‘weerloze’ Amsterdamse meisjes te verleiden, zwanger te maken en de prostitutie in te drijven. De politie postte daarom bij de clubs waar de mannen werkten, wat lange rapporten opleverde. Dat moet bedreigend voor ze zijn geweest, maar het geeft historici wel veel inzicht in hun levens.
Tijdens een van de politieverhoren vertelde Cornelis Kogeldans dat hij poseerde voor de kunstenaar professor Bronner, wat Cottaar leidde naar de archieven van de Rijksakademie voor Beeldende Kunsten. Zo kwam ze er achter dat een deel van de mannen en ook vrouwen model hadden gestaan bij de teken- en schilderlessen. Ze kon dankzij de kasboeken reconstrueren welke zwarte modellen er tussen 1926 en 1943 geposeerd hebben.
Cottaar concludeerde: ‘Op z'n minst tien Surinamers en twee Antillianen (…) hebben er voor korte of langere tijd geposeerd. Het record staat op naam van Freddy Blijd, die maar liefst 572 dagen model stond en daarmee 2.288 gulden verdiende. In elf jaar, wel te verstaan.’
In de periode dat Grotegoed schilderlessen volgde – tussen 1934 en 1936 – poseerden volgens de kasboeken vijf mannen van kleur: Freddy Blijd, Otto Sterman, Mercario (ook wel gespeld als Macario) Abad Sterman, Freddy Sunkar en Jimmy van der Lak. Eén van deze vijf moet dus de man op het portret zijn.
Drummer en danser
Otto Sterman is geboren in 1913. Ten tijde van het schilderij was hij dus ongeveer 21 tot 23 jaar oud; dat lijkt voor dit portret wat jong. Otto’s vader Mercario werd geboren in 1866, en overleden in 1934. Dat jaar heeft hij nog model gestaan, op 68-jarige leeftijd. Ik denk dat je mag aannemen dat hij voor dit portret te oud is.
Freddy Sunkar ligt door zijn Hindoestaans-Surinaamse afkomst minder voor de hand. De enige foto die ik van hem vond toont hem op 65-jarige leeftijd, en daarop is te zien dat hij qua uiterlijk niet op de afgebeelde persoon lijkt. Dan blijven er nog twee modellen over: Freddy Blijd en Jimmy van der Lak, die met hun leeftijden (ca. 28 voor Blijd en ca. 32 voor Van der Lak) meer in de buurt komen.
Frits ‘Freddy’ Blijd kwam als verstekeling aan boord van passagiersstomer Cottica naar Nederland. Hier vond hij werk in de amusementssector, en ging aan de slag als drummer, danser, model, dansschoolhouder en leider van een eigen orkest. Hij gebruikte meerdere artiestennamen, waaronder Freddy Blythe, Jackie/Jimmy Blue en Rico Fernando.
In een interview met Rudi Kagie in 1989 vertelt hij: ‘Op het arbeidsbureau hadden ze kleurling achter mijn beroep ingevuld. Ik heb nooit ergens hoeven solliciteren, het werk is me altijd aan komen waaien.’ Blijd was ook leider van Vereniging Organisatie Nieuw Suriname, een stichting die in 1948 met de stichting Vereniging Suriname fuseerden tot Vereniging Ons Suriname.
Vroege foto’s van Frits Blijd zijn in de archieven niet bekend. Hoewel er in zijn elf jaar als model honderden portretten van hem moeten zijn gemaakt bij de Rijksakademie, zijn die niet gelabeld met zijn naam. In de krant ’t Nieuws voor Kampen verscheen in 1950 een foto van Blijd als aankondiging van een concert van zijn Zuid-Amerikaanse Show-Orkest. De foto is zo’n vijftien jaar ouder dan het portret, en het is natuurlijk denkbaar dat Blijds uiterlijk in die tussentijd veranderd is, maar het lijkt onwaarschijnlijk dat hij de geportretteerde is.
Ballade van den Hooge Hoed
Het laatste mogelijke model is Jimmy van der Lak. Naar hem is al eerder onderzoek gedaan, omdat lang gedacht werd dat hij model had gestaan voor het schilderij Op het terras van Nola Hatterman. In 2020 kwam onderzoeker Ellen de Vries er achter dat dit niet het geval was: zij had een brief gevonden van Hatterman waarin ze schreef dat ze voor dit schilderij met Lou Drenthe had gewerkt.
Desiré ‘Jimmy’ van der Lak werd geboren in 1903 in Suriname. Zijn voorouders waren slaafgemaakte arbeiders geweest op de suikerplantage Merveille (Adjakka) aan de Suriname-rivier. Jimmy’s vader werkte in Paramaribo als ingenieur, en voedde zijn vijf zoons met harde hand op. In 1925 kwam Jimmy, die altijd van verre reizen gedroomd had, aan in Amsterdam, waar hij bekend stond als Jimmy Lucky, Lacky of Lacks. Net als Blijd werkte ook Jimmy in de entertainmentindustrie als danser en barkeeper, en maakte hij korte tijd naam als bokser. In 1936 figureerde hij in de film Ballade van den Hoogen Hoed.
Van Jimmy van der Lak is op de Rijksakademie nog een ander portret bewaard gebleven, gemaakt door Adriaan A. van der Weijden rond 1934-1935. Dit keer staat zijn naam als ‘Jimmy Lacky’, de manier waarop hij ook in de archieven staat ingeschreven, vermeld in de rechterbovenhoek. Uit 1933 is ook een beeld bewaard gebleven van Bé Thoden van Velzen, waarvoor Jimmy model heeft gestaan
In 1936 staat een foto van Jimmy in het tijdschrift Het Leven. De gelijkenis met het portret is treffend: zelfs de hoed op de foto en op het schilderij lijkt dezelfde te zijn. Ook volgens de archieven zou het kunnen: Jimmy poseerde bij de Rijksakademie in maart en april in 1935, en in februari, maart en april in 1936.
Zoals Nola Hatterman’s Op het terras heeft laten zien, kan identificatie van mensen op schilderijen best lastig zijn. Een geschreven verklaring van de schilder zelf blijft dan ook het beste bewijs. Van August Grotegoed is dit helaas niet voor handen.
Maar door archiefonderzoek naar de vijf namen in het archief van de Rijksakademie voor Beeldende Kunsten lijkt Jimmy van der Lak verreweg het meest voor de hand liggende model voor Grotegoeds portret. Daarmee kan na negentig jaar zijn naam aan de bordjes op zaal worden toegevoegd.
Dorine Maat is conservator bij het Amsterdam Museum.