De Amsterdamse Notariele Akten uit de 17de en 18de eeuw geven unieke inkijkjes in het internationale karakter van de stad Amsterdam. In de omgeving van de Nieuwmarkt bevond zich een groep kooplieden, bestaande uit Grieken, Armeniërs, Turken en Italianen. Zij werden aangetrokken door de mogelijkheden op de Amsterdamse koopmansbeurs en verbleven voor korte of langere tijd in de handelsstad. Ze hadden een vaste stek op de beurs en ze woonden of logeerden onder meer op de Sint Antoniebreestraat ‘in de Persiaen’, in logementen in de Bethaniënstraat of op de Boomsloten, waar in de 18de eeuw de nog altijd bestaande Armeense kerk gebouwd werd.
De meeste van deze migranten kwamen uit de Levant, Turkije, Armenië of Iran, maar ze hadden nogal wisselende ‘identiteiten’ – de landsgrenzen van vandaag lagen vroeger anders. Zo identificeerde de uit Constantinopel afkomstige kruidenier Jean Gaston zich als ‘Armeniër’ en was de ‘Griek’ Jan Elias afkomstig uit Aleppo (zie Ons Amsterdam van februari 2023). Gaston gebruikte in zijn akten het Latijns schrift, Elias het Arabisch.
Hun handelsnetwerken strekten zich dan ook uit rond de Middellandse Zee en verder langs de Zwarte Zee en Indische Oceaan, en ze waren bovendien verbonden aan eeuwenoude routes over land. Bij de Amsterdamse notarissen kwamen zij vooral langs om handelscontracten te tekenen, maar ook om verslag te doen van conflicten die zich regelmatig binnen de gemeenschap afspeelden.
Zoals in 1656, rond de Turkse koopman Mustaffa. Die was dat jaar met handelswaar uit Venetië in Amsterdam aangekomen en hij had onderdak gevonden bij de Armeniër Gregorius Martinus op de Boomsloot. Op verzoek van de laatste vertellen Jan Elias, ‘Grieks coopman’, Juanni Jacob, Tatos Baba, Demetry Augustus en Joannes Petri op 5 december 1656 bij de notaris in aanwezigheid van Sirkis Bogos, ‘tolck van de Asiatische taelen’, dat zij erbij waren toen Gregorius enkele maanden eerder ‘met Mustaffa Turck afreeckende van eenige penningen, die de requirant met Mustaffa tot zijne noodige onderhout & montcosten hijer ter landen t’sedert zijne comste van Venetien verstreckt hadde’.
Of wel: Gregorius Martin had de Turk Mustaffa een voorschot gegeven voor de kosten van zijn verblijf en zijn maaltijden. Het bleek dat Mustaffa 33 rijksdaalders te kort kwam, die hij beloofde te betalen ‘als zijne coopmanschappen vercoft waren’. Kennelijk was die verkoop drie maanden later nog altijd niet gelukt, en Gregorius wilde even mét getuigen laten vastleggen dat Mustaffa flink bij hem in het krijt stond. Het is een vrij alledaagse akte, al geeft hij een inkijkje in de huisvestingssituatie van de mediterrane koopmansklasse.
Er zijn echter meer documenten over conflicten met deze Mustaffa. Op 11 december 1656 komt opnieuw een groep kooplieden langs, nu bij notaris Pieter van Toll, gevestigd in de Kromme Elleboogsteeg niet ver van de Beurs. Ze verhalen over gebeurtenissen op de Nieuwmarkt een dag eerder. Martinus, Bogos en ook Myrza Jacob, Cappelaen Keijser en Joannes Petri vertellen dat zij een dag eerder rond de klok van vijf allemaal aanwezig waren op de Nieuwmarkt en daar gehoord hebben hoe Mustaffa ‘veele vuijle en schandelijk scheldwoorden’ heeft gebruikt tegen ‘onsen heer Christus en de Christelijke religie’.
Hij zou de doop bespot hebben, de sacramenten verfoeid, en daar bleef het niet bij. Het Nieuwe Testament zou bestaan uit ‘fabels ende loogens’ en de kerken waren niet veel meer dan ‘hoerhuijsen’. Schokkende woorden voor de gemiddelde 17de-eeuwse Amsterdammer, die Mustaffa in grote problemen zouden kunnen brengen.
Acht maanden later was het weer raak, als we de getuigen mogen geloven. Dit keer was het de tolk Sirkis Bogos die het moest ontgelden. In augustus verscheen Mustaffa bij hem aan de deur. Zijn vrouw en kinderen werden voor ‘hoer ende schelmen’ uitgemaakt en opnieuw zou Mustaffa godslasterlijke taal uitgeslagen hebben.
Zowel in zijn eigen straat als op de beurs was Bogos niet meer veilig, zo verklaren de verschillende getuigen. Een dag eerder had Mustaffa hem bij het afgaan van de beurs zelfs gedreigd ‘met een mest t hart af te steecken’.
De klachten werden aldus vastgelegd, maar zoals wel vaker is het onbekend hoe de zaak is afgelopen. Kwam het gerecht er aan te pas? Kreeg Martin zijn rijksdaalders terug? Probeerden de Grieken en Armeniers een zaak tegen Mustaffa te beginnen?
Hij komt niet voor in de confessieboeken, waarin de verhoren van gevangen werden opgetekend. Verschillende van deze mannen zijn later nog regelmatig terug te vinden, bij verschillende notarissen, maar van Mustaffa ontbreekt vooralsnog elk spoor.
Het project Alle Amsterdamse Akten is in volle gang. Vrijwilligers hebben inmiddels al meer dan een miljoen akten geïndexeerd. U kunt meehelpen: www.alleamsterdamseakten.nl.
Header: Kooplieden op de Nieuwmarkt gezien in noordlijke richting naar de Sint Anthonieswaag. Stadsarchief Amsterdam