De Kinkerbuurt was in de 20ste eeuw vooral een arbeidersbuurt. Nog steeds een beetje ‘volks’, was het altijd al een gemengde, levendige buurt. Van begin af aan woonden er ook vele winkeliers en heel wat onderwijzers, gemeenteklerken, politieagenten en conducteurs. Dat is nog goed te zien aan de diversiteit van de bebouwing. Rondgang door een buurt waar veel gebeurt.
De allereerste bewoners van deze nieuwe buurt net buiten de Buitensingel (Singelgracht) hadden een klassiek pioniersprobleem. De bereikbaarheid was hopeloos, rond 1880. De dichtstbijzijnde brug was die bij het Leidseplein. In 1880 kwam een pontje tegenover de Van Lennepstraat, in 1883 een provisorische loopbrug iets zuidelijker (voorloper van de Koekjesbrug) en pas in 1890 kwam de Oude Kinkerbrug tegenover de Elandsgracht gereed. Daar (bij de haltes van de tramlijnen 7, 10 en 17) beginnen we deze wandeling.
Even linksaf over de Nassaukade bereiken we de ingang van de Jacob van Lennepstraat. Blikvanger daar op de zijmuur van Nassaukade 361 is sinds 2004 een kolossale muurschildering (door Rombout Oomen) van een blote vrouw, met daaroverheen gekalligrafeerd het gedicht Aan een Roosje van Jacob van Lennep. Vreemd genoeg verdwijnen de titel en het eerste couplet buiten beeld. Dat citeren wij dus maar voor u: “Zachtgekleurde lentebloesem/ Die Selindes borstjes kust,/ Die zo mollig op haar boezem/ Tussen donzen peulen rust!” De grootste muurschildering van Amsterdam veroorzaakte aanvankelijk enig rumoer, dat verstomde nadat Roosjes venusheuvel door de kunstenaar ‘gedoezeld’ werd. Bij leven (1802-1868) werd ook Jacob van Lennep zelf wel eens als te vrijmoedig beschouwd. Bijna alle straten in deze buurt zijn vernoemd naar schrijvers en dichters. Maar hij was behalve schrijver, ook advocaat en bovendien propagandist van de Amsterdamsche Duinwatermaatschappij, die in 1853 voor het eerst schoon duinwater naar een tappunt achter de Haarlemmerpoort stuwde.
De Jacob van Lennepstraat is de oudste van de nieuwe buurt die hier eind 19de eeuw werd gebouwd. De allereerste huizen (1878) stonden op de nummers 16-22, bij de hoek met de Da Costastraat, ze zijn inmiddels vervangen door nieuwbouw. De Amsterdamse bevolking groeide indertijd razendsnel en er was dringend behoefte aan nieuwe woningen. Jan Kalff, directeur van Publieke Werken, maakte een plan om buiten de Buitensingel (nu Singelgracht) nieuwe woonwijken te bouwen. De uitvoering liet men over aan particulieren, de gemeente beperkte zich tot het stratenplan. Grote delen van de Kinkerbuurt zijn het product van ‘speculatiebouw’, met alle gevaren van dien. Niet zelden stortten panden al tijdens de bouw in elkaar, zoals in de Jan Pieter Heijestraat (1899) en aan de Da Costakade (1904).
Straat vol scholen
Tot de buurt gebouwd werd, was dit een halflandelijk gebied, met lange ontginningssloten en evenwijdige paden, tuinderijtjes, enkele pleziertuinen, herbergjes, opslagloodsen en vooral veel houtzaagmolens. Als we rechtsaf door de Da Costastraat lopen naar de Kinkerstraat, betreden we het voormalige terrein van tuin De Nederlanden, die ook wel bekend stond als tuin Claudius Civilis, naar de gelijknamige schuttersvereniging die sinds 1863 een deel van het terrein in gebruik had. Men kon er een zomeravondconcert bezoeken of gewoon een wijntje of biertje drinken. De tuin was een geliefde opstijgplek voor de populaire ballonvaarten. In 1882 kocht het complex om er woningen te bouwen. Het enige dat nog herinnert aan de populaire pleziertuin is een gevelsteen van Claudius Civilis op Kinkerstraat 31, hoek Da Costastraat.
Voorbij de Kinkerstraat wordt de Da Costastraat gedomineerd door schoolgebouwen: lagere scholen voor verschillende standen, gebouwd tussen 1885 en 1892, nu in gebruik bij de Hotelschool van het ROC. Tussen twee scholen in zien we aan onze linkerkant het P.W. Janssenhofje. Het werd in 1895 gebouwd door de Nederlandsch-Duitsche Stichting voor oudere en bejaarde Nederlanders en Duitsers die niet of nauwelijks in hun onderhoud konden voorzien. Het startkapitaal was afkomstig van filantroop Peter Wilhelm Janssen, die puisant rijk was geworden in de tabakshandel op Sumatra. (Zie over hem Ons Amsterdam van januari 2014.)
Het linkerdeel van het complex was bestemd voor Nederlandse bewoners, het rechter voor Duitse. Ze woonden er gratis, maar de vrijheid was beperkt door een waslijst aan regels: geen rotzooi maken, geen wasgoed aan de Da Costastraat buiten hangen, geen honden, geen drank, geen nering zonder toestemming van het bestuur, na elven geen bezoek. De beheerder hield nauwgezet een Zondenregister bij. Zo stond weduwe Schaaf genoteerd vanwege onbeschaamdheid jegens de beheerder, weduwe Strauss vloekte barbaars, meneer Schmidt kwam dronken thuis en vrouw Schraye ontving herenbezoek. In 1947 werd het een geheel Nederlandse instelling onder de naam Nederlandse Woning Stichting; vanaf 1991 was het hofje onder beheer van de Algemene Woningbouwvereniging, inmiddels opgegaan in Stadgenoot.
Vijfmaal De Liefde
Linksaf komen we in de Potgieterstraat, die doorgaat aan de overkant van de brede Da Costagracht. Dichter/koopman Everhardus Potgieter zelf (1808-1875) zien we op een reliëf aan de gevel van het hoekpand Potgieterstraat 49, tegenover basisschool De Potgieter (1886) op nummer 34. Rechtsaf op de gracht is bij de nummers 106-110 een prachtig groen tegeltableaux te zien van het voormalige depot van de Zuid-Hollandsche Bierbrouwerij. Het neorenaissancepand ernaast (nr. 104) werd in 1899 gebouwd door H.P. Berlage voor Koning & Bienfait, handel in bouwmaterialen. Dan volgt het opvallende witte pand De Liefde uit 1904 van wijnhandel Ferwerda & Tieman. Na het vertrek van de wijnhandel in 1931 deed het monumentale pand achtereenvolgens dienst als parochiehuis, buurthuis met bioscoop, dansschool, theater en (sinds 2011) als debat- en bezinningscentrum De Liefde, opgezet door Huub Oosterhuis. Die naam De Liefde komen we straks opnieuw tegen.
Bij de De Clercqstraat – vanaf 1900 gebouwd waar eerder de Lange Bleekerssloot lag – slaan we aan de overkant linksaf richting de Bilderdijkstraat, waar we (rechtsaf) op nummer 27 alweer De Liefde tegenkomen: ditmaal een kinderdagverblijf, oorspronkelijk een katholieke lagere school. En zo heet óók het café in het Bilderdijkpark aan de overkant. De naam is terug te voeren op een nabijgelegen molen. Hij werd de bijnaam van het aan Sint Nicolaas en Barbara gewijde minikerkje-met-kerkhof dat daar in 1786 werd gebouwd, gedoogd door het protestantse stadsbestuur omdat het buiten de stadswal lag. Er tegenover (nu Bilderdijkstraat 19-21) verrees in 1883 een veel grotere nieuwe kerk De Liefde met twee ranke traptorentjes, ontworpen door de beroemde Pierre Cuypers. Het vervallen oude kerkje werd in 1912 gesloopt en het voormalige kerkhof werd bevorderd tot Bilderdijkpark. De kerk van Cuypers is in 1990 afgebroken. Het nieuwe woonblok kreeg nog wel een kleine kerkzaal aan de Da Costakade, die afgelopen jaar ook aan de is eredienst ontrokken, waarmee een eind kwam aan deze 223 jaar oude parochie.
Steek over naar het Bilderdijkpark. Rechtsachter aan de Hugo de Grootgracht staat het voormalige lijkenhuisje uit 1845, sinds 2010 een café. Door het park en weer langs de straat gaan we terug naar de De Clercqstraat. In het portiek van nummer 66 herinnert een gedenkplaat eraan dat de jonge onderwijzer Theo Thijssen hier in 1908 het eerste fragment schreef van zijn Kees de jongen.
Molens Kwakerspoel
Bij de Bilderdijkkade gaan we linksaf en passeren op de zuidhoek van de Ter Haarstraat het voormalige gereformeerde Julianaziekenhuis (1904-1987), nu wooncomplex Bilderdijk Staete. Aan deze kade woonden rond 1900 nogal wat hoofdonderwijzers en hogere gemeenteambtenaren. Even verderop ontleent het Kwakersplein zijn naam aan de in 1892 gedempte Kwakerspoel, een langgerekte waterplas tussen enerzijds de latere Da Costastraat en het Bellamyplein en anderzijds de huidige Potgieterstraat en Kinkerstraat. De poel werd omringd door dertien molens en insteekhaventjes voor de houtopslag. Vanaf eind 18de eeuw kregen de molenaars concurrentie van recreanten die het waterrijke gebied ontdekten om te spelevaren. Het Kwakerseiland middenin de poel ontwikkelde zich tot een heus uitgaansgebied met bekende uitspanningen als Buitenlust (ter hoogte van de latere Ten Katestraat) en De Keizerskroon (Potgieterstraat). Ook waren er enkele kegel- en kolfbanen en talrijke herbergen waar men zich tegoed kon doen aan Delfts bier, paling, baars en Rijnse wijn. Uiteindelijk moesten de molenaars en culturele ondernemers het veld ruimen om plaats te maken voor de oprukkende stad.
Op het plein staat het standbeeld De Ratelaar als ode aan de Amsterdamse vuilnisman, gemaakt in 2007 door Rob Cerneüs ter ere van 130 jaar Stadsreiniging. Ratelaars kondigden tot begin 20ste eeuw de komst van vuilniswagens aan. De Stadsreiniging was sinds 1889 gevestigd aan de Bilderdijkkade/Kwakersstraat (hier rechtsaf); daarna kwam hier het kantoor van stadsdeel Oud-West, maar ook dit is begin 2011 gesloopt. Corporatie Rochdale bouwt er nu 400 woningen. In het verlengde van de Kwakersstraat lopen we (schuin linksaf) langs het Bellamyplein. Daar zien we de achterkant van de voormalige Tramremise Tollensstraat (1901), waar na eindeloos gedoe nu toch kunst- en amusementscentrum De Hallen bijna klaar is. Hier op de hoek met de kade ging op 25 april al Hotel De Hallen open. In het restaurant zijn de oude tramsporen nog in de vloer zichtbaar.
Putdeksels en kerkklokken
Even verderop ontmoeten we in het groen van het Bellamyplein opnieuw weldoener P.W. Janssen. Hij bekostigde de aanleg van dit plantsoen. Zijn borstbeeld (door Bart van Hove) werd in 1906 onthuld. Voorbij het wat saaie begin van de Bellamystraat kruisen we de Ten Katestraat, dagmarkt sinds 1912. Nu toont de Bellamystraat haar dorpse charme. Na de voormalige lagere school uit 1886 en bioscoop Olympia uit 1928 (nu dansschool) daalt de straat naar het oude polderniveau. Dit deel is niet met bouwzand opgehoogd, omdat ten tijde van de annexatie van dit gebied door Amsterdam in 1896 er al volop werd gewoond.
De lage huisjes met voortuintjes rechts zijn betoverend. Het oudste huis (nummer 80) aan dit voormalige Tuinpad dateert al van rond 1725. Op nummer 76 zit al sinds 1909 smederij Meister. De Bellamybuurt heeft nog meer industrieel verleden. De ‘flikjes’ van chocoladefabriek Caspar Flick werden begin 20ste eeuw enkele decennia in het pand Bellamystraat 89-93 geproduceerd. Bedrijvigheid was er ook in de parallelle straatjes aan onze rechterhand. In de Jan Hanzenstraat de beschuitfabriek van Haust en in de Korte Bleekerstraat ijzergieterij Zimmer (bekend van de vele Amsterdamse putdeksels en kerkklokken) Daar staat nu de Zimmerhoeve, met 65.000 bezoekers per jaar de populairste kinderboerderij van Amsterdam.
Aan de overkant van de Kostverlorenkade staat de imposante Westermoskee, die na ruim tien jaar geharrewar eindelijk voltooiing nadert. Na twee keer linksaf komen we in de Hasebroekstraat. Dit deel van die straat werd in 1915 bebouwd door Rochdale, de oudste woningbouwvereniging sinds de Woningwet van 1901 en opgericht in 1903 door een koetsier en een conducteur van de Amsterdamse Gemeentetram. Van de decoratie van deze arbeiderswoningen is werk gemaakt!
Muur der dichters
Op zoek naar Jan Pieter Heije gaan we de gelijknamige straat in, kruisen de Kinkerstraat en houden even halt bij de Borgerstraat. Vlak voor de hoek hangt het in 2009 onthulde portret van de vooruitstrevende arts en dichter van onder meer De Zilvervloot en Zie de maan schijnt door de bomen. Schuin tegenover prijkt de prachtig gerestaureerde gevelreclame van herenmodezaak Ypma uit 1906.
De Borgerstraat (linksaf) gold van oudsher als een van de sjofelste straten van de buurt. Hier ging het er jaarlijks met Luilak het ruigst aan toe. Veertig jaar geleden waren de woonomstandigheden hemeltergend: wc’s in de keuken, lekkage, rattenbezoek. De brochure Een mond voor de Kinkerbuurt (uitgebracht door een kunstenaarscollectief in samenwerking met het wijkcentrum) was voor velen een eyeopener. De verkrotte straat is rond 1980 goeddeels vervangen door nieuwbouw, zoals ook de Van Lennepstraat. Tegelijk was een uittocht gaande van ‘autochtone’ Kinkerbuurters en een intocht van Turkse ‘gastarbeiders’. Sinds ongeveer 1990 is de grootste groep nieuwkomers Marokkaans. Op zomeravonden zien we in de speeltuintjes heel wat gesluierde moeders met hun kroost op de schommel.
Tussen de nieuw- en oudbouw door lokt het Nicolaas Beetsplantsoen, waar omheen een geslaagde combinatie van school, buurthuis, sportzaal en bibliotheek is neergezet. Op de hoek Borgerstraat/Nicolaas Beetsstraat staat de metalen ‘muur van de dichters’. Druk op een knop en je hoort een gedicht van Elias Borger, Nicolaas Beets, Johannes Kinker, Jan Pieter Heije, Hendrik Tollens of een andere 19de-eeuwse poëet.
Terug naar de Kinkerstraat. Al meteen na de aanleg rond 1900 was dit de belangrijkste winkelstraat van de buurt, waar ook veel schreeuwende venters rondliepen en nu en dan een rumoerige demonstratie passeerde. Altijd reuring! Sinds 1905 rijdt er ook de elektrische tram. We stappen in en rijden terug naar ons startpunt of desgewenst (met lijn 17) naar het Centraal Station.