Voor de opkomst van de automobiel was het paard niet weg te denken uit het Amsterdamse straatbeeld. Maar met zoveel paarden in de stad, was er ook een grote kans op ongevallen. Jaarlijks viel een talrijk aantal paarden in de grachten. Dit kwam door schrik of gladde wegen, met name in de herfst- en wintermaanden. Meestal konden de passagiers op tijd van de wagen of koets springen. Zo niet, dan werden ze geholpen door omstanders. Dit gold helaas niet voor het paard. Het vergde heel veel inspanning en kracht om zo’n groot dier aan wal te brengen. Hiervoor was dan ook een speciaal toestel uitgevonden door Johan Sinck.

Johan Sinck was de zoon van de leerlooier Gerrit Sinck. Samen gingen ze in 1866 een vennootschap aan als G. Sinck en Zoon, paardenslagerij en leerlooierij. Wanneer een paard te water was geraakt werden de Heeren Sinck gecontacteerd. In het begin verliep de redding traag en koste veel inspanning. Paarden werden gered door een touw over de takken van de bomen bij de grachten te gooien en zo het paard op te hijsen.

Deze methode had echter zo zijn mankementen. Het paard kon tijdens het ophijsen letsel oplopen waardoor het niet meer te redden was. Als dit gebeurde kochten de Heeren Sinck het paard van de eigenaar, doodden het dier gelijk en brachten het terug naar de slagerij. Nog diezelfde dag lag het paard op de toonbank van hun winkel. Later bedacht Johan een toestel dat de paarden snel, gemakkelijk en ongedeerd moest ophalen. De uitvinding kreeg de naam ‘het toestel van Sinck’ of zoals in de kranten vaak vermeld stond: ‘Sinck’s toestel’. Al snel werd het toestel beroemd en werd voor elk ongeval met paarden (later ook automobielen) de Heeren van Sinck getelegrafeerd.

In 1917 verkocht Sinck het toestel. In 1918 droeg de Stadsreiniging Amsterdam, die ook in het bezit was van een Sinck’s toestel, de taak over aan de brandweer. Voor de paarden was dat maar beter ook. In De Amsterdammer stond het volgende vermeld over de heer Gerrit Sinck. “Sinck, als hij zoo’n rossinant eenmaal veilig en wel op den wal had, de zaak ook wel eens van de andere zijde ging bekijken - moest bekijken – en de gehavende drenkeling daarna somwijlen een even onverwachte dood vond in de slachterij van Sinck, waar men hem tot karbonaden hakte voor de leeuwen in Artis.”