Architect Hendrick de Keyser

De uitvinder van de skyline

Welke architect is het meest bepalend geweest voor het aanzien van Amsterdam? Wie Hendrick de Keyser zou opperen, kan moeilijk ver bezijden de waarheid zijn. Tot op de dag van vandaag bepalen zijn torens de skyline van de oude binnenstad.

Met wat goede wil kun je volhouden dat het begrip skyline met Hendrick de Keyser zijn intrede deed, misschien wel voor het eerst in de wereld. Toen de Gouden Eeuw uitbrak wilde het stadsbestuur dat het profiel van de stad wat meer invloed en rijkdom uitstraalde. De handelsstad in opkomst had maar twee torens: een grote van de Oude Kerk en een kleintje van het toenmalige stadhuis op de Dam. De opdracht ging naar stadsbouwmeester De Keyser. Binnen een paar decennia had Amsterdam er negen torens bij. Allemaal naar ontwerp van De Keyser zelf.

De Keyser was als stadsbouwmeester van Amsterdam in zijn tijd verreweg de belangrijkste architect van Nederland, en zou dat tot zeker twee eeuwen na zijn dood blijven. Maar eigenlijk was hij geen architect; zijn hoofdberoep was beeldhouwer, of steenhouwer. In het begin van de 17de eeuw was architect nog geen gevestigde bezigheid. Een gevolg is dat nu zelden met zekerheid valt vast te stellen wie een gebouw ontwierp. Bij de aan De Keyser toegeschreven gebouwen is dat ook het geval.

Hendrick Cornelisz de Keyser werd op vijftien mei 1565 geboren in Utrecht. Zijn vader was een succesvolle meubelmaker, zijn moeder kwam uit een gegoede katholieke familie en was protestant geworden. Als jongeling kwam hij in de leer bij beeldsnijder, architect en ‘ingenieur’ Cornelis Bloemaert. De jonge beeldhouwer had succes in Utrecht, maar de grote wereld lokte. In het voorjaar van 1591 toog De Keyser naar de ontluikende handelsstad Amsterdam om zijn talenten aan de man te brengen.

Vrijwel onmiddellijk na aankomst in Amsterdam trouwde hij met Beyken van Wildere, later Barbara genoemd. Zij kwam uit een rijke Antwerpse familie. Het echtpaar kreeg van 1592 tot 1613 zes kinderen, twee meisjes en vier jongens. Hendricks privéleven moet niet altijd even gemakkelijk zijn geweest. Dat valt bijvoorbeeld op te maken uit het gegeven dat hij in 1606 een extra toelage ontving wegens zijn ‘geroerde huysvrouwe ende sware huyshoudinghe’. De Keyser overleed vrij jong, op zijn 57ste verjaardag, vermoedelijk aan malaria. Hij ligt begraven in zijn eigen Zuiderkerk.

Beeldsnijder en steenhouwer

Op 19 juli 1595 werd de 30-jarige Hendrick de Keyser beëdigd tot ‘mr. Beeltsnyder ende Steenhouwer over deser stede werken’, een belangrijke functie, die later stadsarchitect werd genoemd. Hij kreeg niet alleen de supervisie over alles wat in Amsterdam gebouwd werd, maar ook over wat nu publieke werken heet. Zonder twijfel behoorde De Keyser bij de zeer vooraanstaande Amsterdammers. Vooral zijn faam als beeldhouwer reikte tot ver buiten de stad; hij werkte zelfs in opdracht van de koning van Denemarken. Zijn belangrijkste werk is zonder twijfel het praalgraf voor Willem van Oranje in de Nieuwe Kerk in Delft, waarvoor hij in 1614 opdracht kreeg.

De Keyser moet een ontzaglijke productie gehad hebben. Het meeste heeft echter de tand des tijd niet doorstaan. Een van zijn oudste nog bestaande scheppingen is het Oost-Indisch Huis aan de Oude Hoogstraat. Hij bouwde deze hoofdvestiging van de een jaar eerder opgerichte Verenigde Oost-Indische Compagnie in 1603. Het pand sluit aan op het belendende Bushuis van ongeveer 1550 aan de Kloverniersburgwal, dat de VOC al in gebruik had. Tegenwoordig zit de Universiteit van Amsterdam er. De buitenkant zit altijd onder de graffiti; om een indruk te krijgen van De Keysers rijke stijl, de ‘Hollandse Renaissance’ moet je de prachtige binnenplaats op.

Veel mooier nog, en beroemder, is het Huis met de Hoofden, Keizersgracht 123. Het pand, een van de 100 belangrijkste monumenten van Nederland, stamt uit 1622, een jaar na Hendricks overlijden. Over zijn inbreng wordt overigens getwist. Volgens sommige specialisten is de gevel door hem ontworpen, maar vermoedelijk uitgevoerd door zijn zoon Pieter. Volgens anderen heeft De Keyser helemaal niets van doen met het Huis met de Hoofden, en is het pand deels een kopie van het aan hem toegeschreven Huis Bartolotti (1617, Herengracht 170-172), tegenwoordig in gebruik bij het Theater Instituut.

Een restant van het werk van De Keyser staat tegenwoordig als een vreemd element tussen de mode- en telefoonwinkels van de binnenstad: het leuke ouderwetse poortje waardoor je vanuit de Heiligeweg winkelcentrum Kalvertoren binnen komt. Het is het Rasphuispoortje, de ingang van het in 1603 door de Keyser ontworpen Rasphuis, waar toenmalige hangjongeren met arbeid en tucht weer op het rechte pad werden gemanoeuvreerd.

Sculpturale spits

Maar de meeste faam verkreeg Hendrick de Keyser toch door zijn torens, en in het bijzonder de sculpturale spits ervan die, ook al oogt het als natuursteen, hoofdzakelijk van hout is. De eerste toren van De Keyser was de niet meer bestaande Haringpakkerstoren op de hoek van de Martelaarsgracht en de huidige Prins Hendrikkade. De Keyser voltooide het ongeveer 45 meter hoge bouwsel in 1606, op het fundament van een uit de 15de eeuw stammende toren uit de stadsomwalling. De Haringpakkerstoren werd in 1829 afgebroken, nadat ernstige scheefstand was geconstateerd.

Zeer verwant was de 60 meter hoge Jan Roodenpoortstoren op de Torensluis (de brede welfbrug bij de tegenwoordige Letterenfaculteit van de UvA). Ook deze was gebouwd op het fundament van een oude stadswaltoren. De naam komt van Jan Roode, die in de 15de eeuw langs de stadsmuur een lijnbaan bezat. De Keyser bouwde de toren in 1617 en ook deze werd in 1829 afgebroken toen het inmiddels straatarme stadsbestuur geen geld had om een rotte steunbalk te laten vervangen.

Meerdere keren ontstonden plannen om de Haringpakkerstoren en de Jan Roodenpoortstoren te herbouwen. Dat zou goed mogelijk zijn, omdat ze in 1829 voor de sloop nauwkeurig zijn opgemeten en getekend. Tot dusver is er niets van terechtgekomen, maar Stadsherstel Amsterdam werkt nu hard aan de beoogde herbouw van de Haringpakkerstoren. Volgens de laatste berichten wordt begin april het bouwplan geprestenteerd, waarna eind dit jaar met de bouw zou kunnen worden begonnen.

De Montelbaanstoren uit 1606 staat er nog wel, aan de Oudeschans. Ook dit is van origine een verdedigingstoren, gericht tegen plunderaars uit Friesland en Gelderland. Het werd een wachtplaats voor ‘waalredders’, de mannen die de IJhavens gereedmaakten voor de ontvangst van schepen. Vier jaar nadat De Keyser de toren had opgeleverd, begon hij al te verzakken. Hij was dan ook alleen gefundeerd op plaggen. Men slaagde erin de 47 meter hoge toren weer recht te trekken. In 1852 is overwogen de Montelbaanstoren te slopen, maar later werd het Stadswaterkantoor er gevestigd. Hij wordt nu verbouwd.

In 1607 besloot Amsterdam een beurs te bouwen op de hoek van de Dam en het Rokin (waar nu de Industriële Club staat). De Keyser werd op reis gestuurd naar Londen om de kunst af te kijken. Van 1608-1611 bouwde hij de eerste beurs van Amsterdam. De bijbehorende, 40 meter hoge toren kwam op de brug over het Rokin te staan. Behalve een gewoon klokkenspel hing er een ‘beursbengel’ om begin en einde van de handelsdag te markeren. De eerste beurs werd afgebroken in 1668. De Keysers torenspits verhuisde naar de nieuwbouw, die tot 1835 bleef staan.

Dan hield de Munttoren het langer uit. Deze westelijke toren van de Regulierspoort stamt uit de stadsomwalling van de 16de eeuw. In 1619 vormde een brand, waarschijnlijk begonnen in een nabijgelegen glasblazerij, aanleiding tot herbouw van alleen de Munttoren – toen Regulierstoren genoemd. Kenners vinden deze de mooiste van De Keysers creaties. Overigens kwam de 42 meter hoge toren pas in het Rampjaar 1672 enige tijd in gebruik als munt. De huidige aanbouw is niet van De Keyser, maar werd in 1877 ontworpen door stadsarchitect Willem Springer.

De Oude Wester

Tussen 1603 en 1611 bouwde Hendrick de Keyser de Zuiderkerk. De toren volgde in 1614. In 2000 verbouwde Hans van Heeswijk de kerk grondig. Aanvankelijk was het plan 22 nieuwe betonnen palen te heien, maar daarvan werd afgezien toen bleek dat ze mogelijk bestaande graven zouden kunnen doorboren – waaronder dat van De Keyser zelf. De Noorderkerk is ook van De Keyser. Aan de bouw werd begonnen in 1620, maar hij maakte de voltooiing in 1623 niet meer mee. Het is dan ook de vraag of het vrij onbenullige torentje wel op conto van De Keyser kan worden geschreven. Mogelijk hebben stadstimmerman Hendrik Jacobsz Staets en stadsmetselaar Cornelis Danckerts het erop gezet.

Ook de voltooiing van zijn meest geprezen en bezongen werkstuk zou De Keyser niet meer meemaken. Verre van dat zelfs: de Oude Wester werd pas 17 jaar na zijn dood opgeleverd. De eerste steen voor de Westerkerk werd weliswaar al in 1620 gelegd, maar het renaissancegebouw werd pas in 1631 onder leiding van Hendricks zoon Pieter voltooid. De befaamde Westertoren – met 88 meter de hoogste van Amsterdam – was zelfs pas in 1638 gereed. Waarschijnlijk heeft Jacob van Campen het ontwerp van De Keyser aangepast.

De Westertoren is ontelbare malen gerepareerd en gerestaureerd. In februari 2006 werd begonnen met voorlopig de laatste grote opknapbeurt. Maandenlang stond de ‘parel van de Jordaan’ in de steigers. In december van dat jaar reageerden veel Amsterdammers geschokt toen de vertrouwde goudgele keizerskroon ineens felblauw was. De drie meter hoge vazen die de wijzerplaten flankeren, hebben dezelfde kleur gekregen. De architect van de restauratie, Walter Kramer, liet zich door mopperige brieven in Het Parool echter niet van de wijs brengen: volgens hem bleek uit schilderijen dat de kroon tot 1906 altijd blauw was geweest.

Tekst: Sjaak Priester
Maart 2008

Delen:

Buurten:
Centrum
Dossiers:
Architectuur
Editie:
Maart
Jaargang:
2008 60
Rubriek:
Verhaal
Tijdperk:
1500-1600 1600-1700