Amsterdamse kolonisten in Drenthe
Nederland verarmde snel begin 19de eeuw en om daartegen wat te doen werd in 1818 de Maatschappij van Weldadigheid gesticht, waarin ook rijke Amsterdammers een rol speelden.
De maatschappij stuurde stedelijke armen naar Drenthe, om te helpen bij ontginningen en ten slotte zelf als boer een nieuw bestaan te beginnen. Het initiatief oogstte veel lof.
![]()
Dat ongevraagd ook Amsterdamse bedelaars en wezen te werk werden gesteld in Drenthe, ging sommigen te ver
![]()
Na de Franse bezetting kampte Nederland met grote armoede. Eind 18de eeuw waren er onder de bijna 200.000 inwoners van Amsterdam zo'n 100.000 behoeftigen die, soms gehuisvest in een kelder, steeds
meer problemen gaven.
Generaal Johannes van den Bosch droeg in 1817 een mogelijke oplossing aan. waarbij zijn ervaring in Oost-Indië met het ontginnen van grote stukken moeras voor de rijstverbouw van pas kwam.
In eigen land. bedacht Van den Bosch, was er ook nog volop woeste grond. Zijn plan hield in dat Nederlandse armen de uitgestrekte veengronden zouden bewerken in ruil voor primaire levensbehoeften als een voor hun begrippen ongetwijfeld riante woning en een maaltijd. Zo kregen zij de kans een nieuw leven te beginnen.
Banner foto: Wikimedia
Delen: