Altijd feest in de rimboe: Floradorp zucht onder vooroordelen

Floradorp worstelt al decennia met een slechte reputatie. Jarenlang werden er probleemgezinnen ondergebracht, met alle gevolgen van dien. Inmiddels is de wijk populair onder nieuwkomers. Het dorpse karakter staat daardoor onder druk.

Wie Floradorp binnenloopt valt meteen de pastelkleuren van de huizen op. In vrolijke lila-, blauw- en groentinten met veelal gele raamkozijnen onderscheidt de wijk zich sterk van omliggende wijken, waar vooral bruine bakstenen huizen staan.

Dat was ooit anders: Floradorp had een hele slechte naam. Een brandpunt was het jaarlijkse oudejaarsvuur, dat in de buurt een enorme omvang had aangenomen. Toen de brand in 2003 om veiligheidsredenen werd verboden werden politie en brandweer bekogeld door rellende jongeren. Een jaar later leek het dorp wel belegerd: busjes met tientallen ME’ers probeerden er de Oudejaarsrust te bewaren. 

In 2021 verbleef de televisiemaker Beau van Erven Dorens een jaar lang in de buurt. Hij sprak over een ‘bedenkelijke reputatie’, maar ook van een ‘dorpsgevoel’. Waarom is Floradorp anders dan andere buurten?  

Bloemenbuurt 

Aan het begin van de 20ste eeuw keek de Gemeente Amsterdam naar de Buiksloterham – het ingepolderde stuk IJ buiten het dorp Buiksloot, grofweg tussen het Noordhollands Kanaal en de huidige Kamperfoelieweg – voor de bouw van woningen voor arbeiders die in Noord in de scheepsbouw en de industrie werkten. Een deel van de nieuwe woningen werd gebouwd door de socialistische woningbouwvereniging Zomers Buiten, opgericht in 1914.  

Vanaf 1924 begon Zomers Buiten met het bouwen van woningwetwoningen in Tuindorp Buiksloterham. Zoals in meer tuindorpen het geval was trokken voornamelijk geschoolde arbeiders in die huizen; de meeste ongeschoolde arbeiders konden de huurprijzen niet betalen. Bovendien wilden de verenigingen liever geen arme arbeiders in hun woningen, uit angst dat zij ‘niet in staat waren om een huis netjes te bewonen’. 

Ten slotte hield ook de gemeente graag een vinger in de pap. Zo hield ze invloed op het plaatsingsbeleid en bepaalde zij welke huurders uit de slechte of onbewoonbaar verklaarde woningen in de oude stad in de nieuwe wijk herplaatst werden. In Tuindorp Buiksloterham zorgde dit voor een splitsing: de wijk ten zuiden van de Sneeuwbalstraat, waar de woningen van de woningbouwvereniging stonden, ging de Bloemenbuurt heten. In het noorden van de wijk kwamen gemeentewoningen, waar ongeschoolde en arme arbeiders in trokken. Voor deze wijk raakte de naam Floradorp in gebruik.   

44m2 

Onder toeziend oog van de directeur van de Gemeentelijke Woningdienst Arie Keppler kwam in 1927 het plan tot stand om hier 621 eengezinswoningen te bouwen naar ontwerp van architect J.H. Mulder. De landelijke overheid had strikte voorwaarden gesteld aan het voorschot dat zij de Amsterdamse gemeente verleende. 

Zo moesten de woningen zo sober mogelijk zijn en was er geen geld voor tuintjes – terwijl het juist de tuintjes waren waar het de sociaaldemocraat Keppler om te doen was. Uiteindelijk werden deze uit de zak van de gemeente betaald. In het midden van het dorp, de Binnenhof, liet Keppler een complex voor bejaarden bouwen, omdat hij wilde dat iedereen in de buurt moest kunnen wonen – uniek voor die tijd.  

Kepplers woningen waren niet erg ruim en tegelijkertijd was de bezetting hoog. De meeste huizen hadden een oppervlakte van zo’n 44m2, en in 1984 woonden in Floradorp nog gemiddeld 3,3 personen per woning.   

In 1930 noteerde Keppler de herkomst van de eerste Floradorpers:   

 

144 uit onbewoonbaar verklaarde woningen  

14 uit onteigende woningen  

72 uit slechte woningen  

202 uit overvulde woningen  

123 uit het nooddorp Obelt  

20 uit Asterdorp  

6 van een woonschip  

22 waren inwonend  

1 pas gehuwd  

1 van buiten Amsterdam  

1 ambtenaar  

Ongemanierd 

Het merendeel van de nieuwe bewoners kwam dus uit zeer slechte en overbevolkte behuizing. Meestal uit de verkrotte wijken in de oude stad, die in die jaren werden gesaneerd of uit tijdelijke woningen als het houten nooddorp Obelt. De eerste bewoners van Floradorp waren bijna allemaal van de laagste sociaaleconomische klasse. Ze gedroegen zich volgens buitenstaanders ‘ongemanierd’, zo schrijft Wil Swart in haar boek Amsterdam-Noord 1850-1930.  

De dorpelingen uit Buiksloot gaven het dorp de naam ‘de Rimboe’. De Buiksloters lieten hun wasgoed namelijk drogen in de Vallei, op de grens tussen Buiksloot en Floradorp. Toen de eerste woningen in Floradorp werden betrokken bleek het wasgoed daar niet veilig: ‘De arbeiders, die het niet al te breed hadden, zagen wel iets in dat textiel van de dijkbewoners en het ene na het andere stuk linnengoed ging over in de kast van de Floradorpers. Deze “a-sociale” reputatie is een stempel die de wijk nog tot op heden draagt.’  

De gemeente voerde nooit openlijk een officieel huisvestingsbeleid voor Floradorp, maar in de twintigste eeuw bleef de aanwas van nieuwe probleemgezinnen naar de wijk een voortdurende kwestie. De reputatie van de wijk verslechterde verder. 

Pure verveling 

In maart 1950, bijvoorbeeld, rapporteerde De Telegraaf dat een politieagent op de Weegbreestraat in Floradorp, ‘bij de politie bekend onder de naam “De Rimboe”’, een fietser zonder licht wilde bekeuren. Een groep bewoners kwam naar buiten, plus een aantal gasten van een feestje, dat juist in een van de huizen werd gevierd. Het publiek wilde de fietser ontzetten ‘en nam tegenover de agent een vijandige houding aan’. Toen een van de bewoners de agent met een ijzeren staaf te lijf wilde gaan trok deze zijn revolver en schoot. De kogel trof een 17-jarig meisje aan haar pink en middelvinger. 

Politie-inspecteur Gerard Kraaier, die in de jaren zeventig in Amsterdam-Noord werkte, vertelde aan Jan Donkers ‘... dat het in de Rimboe “altijd feest” was: evenmin als menig woonwagenkamp toegankelijk voor een politieman alleen. Pure verveling. Ik herinner me hoe daar met Luilak een compleet ME-peloton binnen moest trekken want ze hadden bomen op straat in de fik gestoken. Die mensen daar hadden schijt aan alles en iedereen, en dat is de achtergrond waar veel van die “oudere jongeren” vandaan komen. Dat groeit op, helinkie hier, krakie daar, en dan zijn het ineens geen kleine jongens meer…’ 

Concentratiebeleid 

In plaats van dat de Gemeente actief beleid voerde om de wijk uit het slop te helpen, zag zij Floradorp juist als een geschikte plek voor de herhuisvesting van probleemgezinnen uit andere wijken. Dat bleek uit een nota van de Stichting Bijzonder Opbouwwerk Amsterdam uit 1972. Daarin schreef de Stichting aan de Gemeente dat Floradorp naast Geuzenveld en het Blauwe Zand een geschikte wijk was voor de vestiging van probleemgezinnen.  

Er stonden voornamelijk gemeentewoningen, met een lage huur, het waren eengezinswoningen zonder gemeenschappelijke ruimtes of trappenhuizen – bronnen van onderlinge ruzies en verwaarlozing. En tot slot was een belangrijke voorwaarde dat de buurt al een minder gunstige naam had: ‘Geleidelijke bijeenplaatsing sluit dan min of meer aan bij het beeld dat men elders in Amsterdam heeft van deze buurten’.  

Toen de nota uitlekte stak er een storm van verontwaardiging en media-aandacht op. De nota bevestigde voor de buurtbewoners dat er wel degelijk een plaatsingsbeleid werd gevoerd en de wijk onevenredig veel Amsterdamse probleemgezinnen in de schoot geworpen kreeg. De bewonersraad riep de Gemeente op het matje: met dat concentratiebeleid werden de slechte naam en het isolement van de wijk in stand gehouden.   

Gemeenschapszin 

In 1973 publiceerden de Floradorpers onder de naam ‘Werkgroep van verontruste medewerkers van de Stichting Anker-YMCA’ een Politiek Manifest, waarin zij eisten dat het plaatsingsbeleid werd afgekeurd, dat er geen gezinnen met méér dan drie kinderen in de buurt zouden worden toegelaten, en dat probleemgezinnen over het hele gemeentelijk woningbestand moeten worden verspreid.  

Zo werd de politieke betrokkenheid van de buurt geboren, en dat viel samen met een periode waarin bijna de helft van de Floradorpers op de CPN stemde. De huurdersvereniging zag het als haar overwinning dat de gemeente nu ging zorgen voor ‘isolatieglas, gekleurde tegels, voortuinhekjes, een goede onkostenvergoeding, teruggave van teveel watergeld, etcetera’.  

Ook begon Buurthuis de Anker een steeds prominentere plek in te nemen in het dorpsleven. Voor de Floradorpse jeugd organiseerde de Anker een huiswerkklas, ouderen konden er samenkomen voor een klaverjasavond of uitleg over elektronische apparaten en er werd juridische hulp geboden.   

Naar eigen zeggen was het vooral de verveling en de stigmatisering waardoor de Floradorpers naar binnen keerden. Zo werd het beruchte vreugdevuur dat jaarlijks met Oudejaarsavond wordt ontstoken voor de Floradorpers een teken van gemeenschapszin en structuur, iets om het hele jaar naar uit te zien, een gezamenlijke traditie om trots op te zijn. Voor veel niet-Floradorpers versterkte dat juist het imago van een asociale wijk waar de politie met stenen en eieren werd bekogeld.  

Van CPN naar Forum 

Volgens politie-inspecteur Pronker, geïnterviewd door Trouw in 1985, viel het met de onrust in Floradorp alles mee, ‘een onjuist, voorbij label’. De tijden waren veranderd: ‘Amsterdam-Noord’ ligt makkelijk in de mond, net zoals destijds “de Bijlmer” makkelijk in de mond lag. We zijn met z’n allen aardig bezig Amsterdam-Noord te stigmatiseren.’  

Inmiddels zijn veel huizen in de wijk in handen van woningcorporatie Ymere. Voorheen wist de huurdersvereniging van Floradorp dramatische huurverhogingen nog tegen te gaan, zodat Floradorpers in de wijk konden blijven wonen, maar inmiddels kunnen veel jongeren de huur- of verkoopprijzen die Ymere rekent niet meer betalen en trekken weg, een tendens die voelbaar is in heel Amsterdam-Noord.  

Schrijver en rapper Massih Hutak van Verdedig Noord schreef in 2019 in Het Parool hoe navrant het was te zien dat er flink werd geïnvesteerd in buurten die eerst decennialang waren verwaarloosd omdat de bewoners economisch gezien niet interessant waren. Bewoners die nooit welkom waren in het centrum van Amsterdam en in Noord, ‘aan de verkeerde kant van de stad’, een eigen manier van samenleven hadden gecreëerd, ‘die complex is in de meest positieve zin van het woord’. Complex is het zeker: de politieke kleur van Floradorp is van de CPN flink opgeschoven, naar JA21 en Forum.    

‘Alleen bouw je een luchtkasteel, gezamenlijk een monument’ schreef de Floradorpse huurdersvereniging in 1995 in het bewonersblad. Die boodschap is nog altijd actueel.

 

Foto: Renée Karsten

Ontdek Ons Amsterdam

Wil jij alles weten over de fascinerende geschiedenis van Amsterdam?

Abonneer je Arrow right Geef cadeau Arrow right
Delen:

Buurten:
Noord
Dossiers:
Amsterdammers Architectuur
Editie:
Oktober
Tijdperk:
1900-1950 1950-2000
Jaargang:
2022 74
Rubriek:
Verhaal