Abraham Reens: Humorist met een socialistenvlag
Provo avant la lettre Abraham Reens organiseerde ludieke acties tegen het 19de-eeuwse establishment. Omdat hij weigerde belasting te betalen werd zijn huis twee keer ontruimd. Ook daar wist hij een originele draai aan te geven.

De intrigerende oude foto wekt verbazing: al die kerels, merendeels met pet, enkelen met hoed en daartussen behoorlijk wat politiehelmen. Het lijkt menens. Gezien het reikhalzen van de opeengepakte menigte achter het hek is er een beslissend moment gaande. Tussen de bomen kijken twee heren scherp opzij: er wordt iets geroepen. Wát er wordt geroepen, valt na te gaan, al kost het enig gepuzzel.
De foto uit album IV van hoofdcommissaris Hubertus Hordijk in het Stadsarchief staat geregistreerd op 10 september 1895. Vanwege de kale bomen kan die datum niet kloppen. Volgens de beschrijving wordt hier de boedel geveild van de bekende anarchist en bierhuishouder Reens en dat lijkt juist.
Snerpende fluitjes
Het gaat om Provo avant la lettre Abraham ‘Bram’ Mozes Reens, geboren op 16 september 1870 in Hoorn als een van de jongsten in een groot Joods gezin – zijn vader stond geregistreerd als ‘inlands kramer’ en winkelier. Alle kinderen Reens verlieten Hoorn. Bram ging op zijn zeventiende bij zijn oudste broer Isaac en diens gezin in Amsterdam wonen, leerde het vak van diamantklover, maar vestigde zich als bierhuishouder. Hij raakte innig verbonden met de Sociaal-Democratische Bond van Domela Nieuwenhuis.
Vanaf begin jaren negentig haalde hij voortdurend alle kranten met zijn acties tegen het establishment, het koningshuis en de koloniale overheersing overzee, vrijwel altijd op ludieke wijze, al zou dat woord pas veel later in zwang komen. ‘A. M. Reens is een humorist met de socialistenvlag,’ noteerde de reactionaire Javabode zomer 1895.
Vanuit zijn café in de Nieuwe Nieuwstraat organiseerde hij provocaties waarbij snerpende speelgoedfluitjes van pas kwamen, bij voorkeur als leden van het koninklijk huis de hoofdstad bezochten. Reens schreef pamfletten in het door hem opgerichte tijdschriftje voor het Joodse proletariaat Ons Blad, publiceerde in de sociaaldemocratische krant Recht voor Allen en sprak op ‘meetings’.
Anti-belastingvereeniging
Reens stond wijd en zijd bekend om zijn voortreffelijk verzorgde tegenwerking van deurwaarders die het boeltje van armlastige schuldenaren kwamen veilen. Dan boden hij en zijn kompanen bij elk voorwerp slechts één cent en versjteerden zo de opbrengst – waarna de oorspronkelijke eigenaar de spullen terugkreeg. Geregeld kwam hij voor de rechter wegens belediging of opruiing en belandde dan enige maanden in de bak.
Voor de foto van de veiling van Reens’ eigen boedel komen twee data in aanmerking. Beide keren betrof het de vereffening van een belastingschuld. Reens was principieel tegen het betalen van belastingen en had daartoe een anti-belastingvereeniging opgericht, met bijbehorend tijdschrift De Opstand.
In januari 1895 ontruimden deurwaarders zijn café en woning. Aangezien Nieuwe Nieuwstraat 18 te beperkt was voor een executoriale verkoop brachten ze de spullen op bevel van de rechtbank naar het onttakelde terrein van het Rasphuis, de oude gevangenis op de Heiligeweg waar inmiddels de bouw was begonnen van een bad- en zweminrichting.
Het Nieuwsblad voor Nederland van 24 januari plaatste onder de kop ‘Een curiositeit’ een verslag met daarbij een tekening over twee kolommen. De anoniem gebleven tekenaar keek door de tralies van een cel, aldus de verslaggever, die ook de roerige voorbereidingen memoreerde.
Ontregelende praktijken
Reens en andere woordvoerders van de anti-belastingvereeniging hadden hun aanhang de avond tevoren op meetings in Constantia en d’Geelvinck opgeroepen naar de openbare verkoop te gaan, ‘bedaard te blijven en te trachten voor zoo gering mogelijk bedrag eigenaars te worden van de meubelstukken’. Vroeg in de ochtend meldde zich bij de poort ‘een massa volks’, die geleidelijk binnen mocht na aan de kleding te zijn betast of men geen wapens droeg.
Ongetwijfeld beducht voor de ontregelende praktijken van Reens en consorten noemde de deurwaarder voor aanvang de verkoopvoorwaarden, waaronder de bepaling dat er niet minder mocht worden geboden dan 25 cent. Reens, wetboeken als altijd onder handbereik, betwistte dit, maar ving bot. De veiling verliep verder rustig en inderdaad curieus, want Reens en zijn vrouw Geertje Feenstra overboden andere bieders telkens met een kwartje, zoals bij een grote leuningstoel waarin Geertje tevreden plaatsnam.
Ten slotte hadden ze de meeste spullen weer terug voor een bedrag dat bijna dertig gulden hoger lag dan de schuld. ‘Reens heeft dus zijn belasting betaald langs volkomen onnoodigen omweg,’ concludeerde de verslaggever. Een deel van het publiek volgde de wagen met het boeltje van Reens terug naar de Nieuwstraat.
Vastgeklonken biljart
Vele honderden kwamen hem ruim een jaar later opnieuw bijstaan. Reens en zijn vrouw waren inmiddels verhuisd naar Rembrandtplein 32, waar ze Café Voorwaarts voortzetten, als voorheen een uitvalbasis voor acties. ‘Naar men verneemt, zal de executoriale verkoop van Reens' inboedel wegens eene belastingschuld van ƒ 300 plaats hebben op Vrijdag 6 Maart,’ kondigden de kranten aan.
Andermaal werd het de deurwaarder en diens helpers, vergezeld van commissaris van politie Dusser de Barenne, moeilijk gemaakt bij het leeghalen van café en woning. Een smid, uit voorzorg opgeroepen, dreigde de knippen van de deuren met geweld te verwijderen. Reens verleende toen toch maar toegang.
Vervolgens bleek het biljart aan de vloer vastgeklonken. De deurwaarder begon eraan te wrikken tot woede van de eigenaar en omstanders, die ‘al schreeuwende en gesticuleerende’ op hem afkwamen. De politie ontruimde de zaal, waarna onder toezicht van Reens enige planken uit de vloer werden gebroken. Biljart en overig meubilair konden nu naar de verhuiswagens voor de deur worden gesleept.
De vulkachel, gloeiend opgestookt, werd met een touw de straat opgetrokken, aldaar van de inhoud ontdaan en ‘nog rookende’ geplaatst op een handkar. Omringd door een cordon agenten en ‘door niet-weinig nieuwsgierigen gevolgd’ ging het in optocht naar de Stadstimmertuinen aan de Nieuwe Achtergracht.
180 gulden
Daar begon tussen de kale bomen de afslag met zo’n acht nummers, waaronder zes mahoniehouten stoelen bekleed met rood trijp die acht gulden opbrachten. Reens moet vooraan hebben gestaan. Er is geen foto bekend van hem en evenmin van zijn vrouw, maar ze was erbij, getuige de kranten. Er valt op de foto één vrouw te ontwaren, door haar keurig opstaand hoedje, achter de man in wit overhemd wiens rechterarm omhoog reikt. Dat moet Geertje zijn met links van haar, het hoofd een tikje scheef, haar man Bram.
Wat werd er geroepen juist op het moment dat werd vereeuwigd op de foto? ‘Honderdtachtig gulden!’
Iemand bood ineens dat bedrag op nummer 8, het portret achter glas van Ferdinand Domela Nieuwenhuis – wie het eenmaal weet, herkent op het witte vlak diens bebaarde gelaat. De socialistische voorman was, met medestrijders Louis Hermans en Chris Cornelissen, op 5 juli 1894 getuige geweest bij de huwelijksplechtigheid van Bram en Geertje.
Hij ontbrak op de boedelverkoop, maar zou enige uren later met Reens verderop in het Paleis voor Volksvlijt spreken. Strooibiljetten maakten de aanwezigen daarop opmerkzaam zodra de veiling was beëindigd, en dat gebeurde al spoedig.
Fonds voor Domela
Honderdtachtig gulden. De bieder werd verbaasd aangekeken, want deze J. Ooms, ‘een man uit het volk’, telde terstond tweehonderd gulden uit in de vereiste Nederlandse bankbiljetten. De deurwaarder had geen twintig terug en toen zorgde Reens zelf voor wisselgeld. Daarmee was de belastingschuld voldaan. De deurwaarder bedankte de aanwezigen. Strak in de gaten gehouden door de overheidsdienaren begaf men zich naar het vervolg in het Paleis, terwijl enkele getrouwen de spullen van Reens hielpen inladen. En zo was ook hier een manifestatie van belang ontstaan.
Reens moet verknocht zijn geweest aan Domela Nieuwenhuis. In 1914, toen hij zelf allang niet meer op de voorgrond trad, heeft hij samen met oud-kompaan Samuel Coltof geld ingezameld en een fonds opgericht voor de in armoede vervallen socialistische voorman. Na de dood van Domela Nieuwenhuis in 1919 konden diens weduwe en zoon ermee worden ondersteund.
Tijdens de bezetting maakte Rost van Tonningen zich meester van het kapitaal. Slechts een deel werd na de bevrijding teruggevonden, maar het fonds bestaat nog altijd en ondersteunt het Domela Nieuwenhuis museum. Reens wordt genoemd, maar meer ruimte krijgt deze originele anarchist niet.
Gecremeerd
De ‘innig geliefden Echtgenoot’ van Geertje Reens-Feenstra – ze waren kinderloos gebleven – overleed 6 september 1930 ‘na een langdurig kalm lijden’. Net als Domela Nieuwenhuis werd Reens gecremeerd op Westerveld. De pers besteedde aandacht aan zijn opvallend verleden. Sommigen herdachten hem enigszins meesmuilend als een zonderlinge figuur, zelfs op links. Daarop eerden bewonderaars hem in ingezonden brieven. Eén schreef: ‘Vele oogen zijn door hem geopend, en door zijn manier van optreden zijn vele proletariërs na gaan denken.’
Henri Polak memoreerde de ‘geestdriftige, brave, goedhartige en hulpvaardige kerel’. Al ontbrak het Reens aan veel kennis ‘van de socialistische wetenschap’, de vakbondsman roemde hem als een van de wegbereiders ‘die in moeilijke tijden, toen men het socialist-zijn met zijn persoon betalen moest, bewust of onbewust, meestal het laatste, hét pionierswerk hebben verricht, zonder hetwelk de beweging niet mogelijk zou zijn geweest’.
Geertje Feenstra heeft haar man bijna een kwart eeuw overleefd. Ze stierf in december 1954, een maand na haar vierentachtigste verjaardag.

Ontdek Ons Amsterdam
Wil jij alles weten over de fascinerende geschiedenis van Amsterdam?
Abonneer jeHeader: Portretten van Abraham Reens en Geertje Veenstra. Streekarchief Gooi en Vechtstreek
Delen: