3 augustus 1914, Oude Turfmarkt: Bestorming van de Nederlandsche Bank

Tijdgenoten hadden het over een belegering, een bestorming of een ‘run’. De eerste dagen van augustus 1914 waren geen pretje voor het loketpersoneel van De Nederlandsche Bank op de Oude Turfmarkt (tegenwoordig: Allard Pierson Museum). Voor de deuren van het statige gebouw stond het iedere dag zwart van de verontruste burgers die hun papiergeld wilden inwisselen voor zilvergeld en pasmunt. Ze hadden geen vertrouwen meer in bankbiljetten. 

“Hoe vroeg de run begon, kunnen we niet zeggen, maar wel hebben we geconstateerd, dat te half tien de mensen vier en vijf rijen dicht stonden samengepakt, van het bankgebouw af tot ver in de Doelenstraat. Reeds toen kon worden gezegd, dat er voor de achterhoede niet de geringste kans bestond heden nog aan de beurt te komen. Desniettegenstaande bleef het merendeel waar het was, de zware regenbuien ten spijt. Er waren er, die zich geheel en al op de campagne hadden ingericht, een vouwstoeltje aan de arm, in de citybag een behoorlijke portie mondvoorraad en verder kranten met het jongste oorlogsnieuws. Trouwens, boterhammen meebrengen deden verreweg de meesten. Fruitventers en verkopers van Kwatta-repen deden uitstekende zaken. Een sterke politiemacht bewaakte voortdurend de ingang van het gebouw. Telkens als een groepje tot de vestibule was toegelaten, ging de deur weer dicht tot men daarbinnen met de wisselende klanten afgehandeld had.” 

Maandag 3 augustus was de drukte voor de deur van De Nederlandsche Bank het allerergst - en De Telegraaf was erbij. De gekte duurde al een paar dagen en ook gewone banken waren er niet aan ontkomen. Steeds meer mensen meldden zich vanwege de gespannen internationale toestand bij de loketten van onder andere de Rijkspostspaarbank en de Spaarbank voor de Stad Amsterdam. De banken moesten extra personeel inzetten om de zaken af te handelen en het kwam voor dat het zilvergeld op een gegeven moment gewoon op was. President Gerard Vissering van De Nederlandsche Bank schreef er later over in de historische herinneringsbundel Nederland in den Oorlogstijd (1920): ’s Avonds om half twaalf reeds traden ze aan, sommigen met ligstoelen, matrassen en kussens onder de arm om op de open straat tijdens de vrij warme zomernachten tenminste enige rust te kunnen nemen.  

Klinkende munt 
De ‘run’ op De Nederlandsche Bank was een van de meest in het oog lopende uitingen van de ontreddering die Amsterdam in zijn greep kreeg in de dagen dat de Eerste Wereldoorlog losbarstte.Het proces kwam aarzelend op gang nadat Oostenrijk op 23 juli een ultimatum aan Servië had gesteld, maar zette door na de Oostenrijkse oorlogsverklaring op 28 juli en dreigde uit de hand te lopen toen op vrijdag 31 juli in Nederland zelf de algemene mobilisatie was afgekondigd. Een “wilde paniek” kwam over de stad, schreef historicus en tijdgenoot Henk Brugmans in zijn Geschiedenis van Amsterdam (1933). “Op de beurs daalden alle waarden met haast razende vaart. In de stad ontstond een algemeen, maar geheel ongemotiveerd wantrouwen in alle papiergeld, zodat duizenden en nog eens duizenden zich aan de loketten van de Nederlandse Bank verdrongen om hun papier te in klinkende munt te verwisselen.” Iedereen hield zijn zilvergeld vast, zodat er een algemeen tekort aan pasmunt ontstond. Tot overmaat van ramp  begonnen Amsterdammers ook nog eens op grote schaal levensmiddelen in te slaan, soms in onmogelijk grote hoeveelheden. Schaarste van levensmiddelen en andere artikelen was daarvan weer het gevolg. 

Een doorslaggevend moment bij het ontstaan van de paniek was de sluiting van de Amsterdamse Beurs op 30 juli. Het bestuur van de Vereniging voor de Effectenhandel zag geen andere oplossing toen de internationale aandelenkoersen in een vrije val waren geraakt als gevolg van de oplopende spanning tussen Oostenrijk en Servië. Verschillende beurzen in Europese steden waren al eerder dicht gegaan, maar in Amsterdam maakte de maatregel toch een diepe indruk. “Amsterdam heeft toen beleefd wat bij mensenheugenis nog nooit was gebeurd. De beurs gesloten: het was alsof het hart van de stad stilstond.” (Brugmans) De handel op het Beursplein zou meer dan een half jaar stil liggen.   

Kunst- en vliegwerk 
Welgestelde Amsterdammers kregen angstaanjagende visoenen van inflatie, bankfaillissementen en prijsstijgingen. Ze namen het zekere voor het onzekere en haalden hun geld van de bank. DNB-president Vissering: “De mensen ware door een soort verdwazing bevangen, welke in sommige kringen zeer aanstekelijk werkte; de meesten hadden slechts het doel om het metalen geld volkomen nutteloos op te bergen ; veel van die aanvragen om klinkend geld waren dus inderdaad zonder enig redelijk motief en werkten slechts mede om de spanning onnodig te vergroten.” Omdat kleingeld schaars werd, probeerde iedereen ook van zijn papiergeld af te komen. Bij kleine betalingen op stations, bij postkantoren, in cafés en winkels wilden klanten opvallend vaak piepkleine aankopen betalen met grote bankbiljetten, om zoveel mogelijk wisselgeld terug te krijgen. Middenstanders weigerden dit papiergeld aan te nemen en dat gaf weer nieuw voedsel aan het idee dat de biljetten van De Nederlandsche Bank waardeloos waren geworden. 

Met kunst- en vliegwerk slaagde De Nederlandsche Bank er in te voldoen aan alle verzoeken om papier- in zilvergeld om te zetten. Duidelijk was dat bijzondere maatregelen nodig waren. Er was snel behoefte aan extra kleine betaalmiddelen, maar de aanmaak van nieuw muntgeld zou teveel tijd kosten en bovendien zouden die munten ook weer opgepot worden. Nog in de eerste week van augustus besloot de rijksoverheid daarom tot uitgifte van zogenoemde zilverbons, papier dat de schaars geworden zilveren guldens en rijksdaalders moest vervangen. Om de acute stagnatie van het geldverkeer te verminderen, gaf zelfs de gemeente Amsterdam korte tijd papieren noodgeld uit, dat alleen in de stad werd geaccepteerd. Kwam het door deze en andere overheidsmaatregelen of was het de opluchting dat Nederland buiten oorlog leek te kunnen blijven? Hoe dan ook, bij de loketten van de bank werd het na 3 augustus snel rustiger. Twee dagen later meldde Het Volk: “Voor de Nederlandse Bank staan wel veel mensen om geld te wisselen, maar het is geen tiende deel van wat het vorige dagen was.” 

WAARDELOOS TIENTJE 
“Waar gaan we in ’s hemelsnaam heen?”, vroeg de stadsverslaggever van Het Volk zich in de krant van 1 augustus 1914 af. Hij probeerde een tientje te wisselen, maar geen Amsterdammer had nog vertrouwen in papiergeld. “Ik ga een café binnen, maar de kelner vraagt, nog voor ik mijn bestelling kan doen of hij even het zilvergeld mag zien waarmee ik straks betalen moet.” Ook aan het loket op het Centraal Station raakt hij zijn tientje niet kwijt: “Hebt u geen gepast geld?, vraagt de juffrouw. Neen. Dan kunt u ook geen kaartje krijgen.”  

Beeld: Bestorming van De Nederlandsche Bank na afkondiging der mobilisatie op Oude Turfmarkt 127-135. Stadsarchief Amsterdam.

Delen:

Buurten:
Centrum
Dossiers:
Economie
Editie:
Augustus Juli
Jaargang:
2014 66
Rubriek:
Hier gebeurde het
Tijdperk:
1900-1950